Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2021 in de zaak tussen
V.O.F. [naam] , te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
.
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 januari 2021, zaaknummer 19/337, staat de beoordeling van fosfaatrechten centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van de appellante werd vastgesteld op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet. Het primaire besluit, genomen op 3 januari 2018, stelde het fosfaatrecht vast, terwijl het bestreden besluit van 8 januari 2019 het bezwaar van appellante ongegrond verklaarde.
Tijdens de zitting op 23 november 2020 zijn partijen niet verschenen. De appellante betoogde dat de Nitraatrichtlijn onvoldoende grondslag biedt voor het stelsel van fosfaatrechten en dat er sprake zou zijn van ongeoorloofde staatssteun. Het College heeft deze argumenten verworpen en verwezen naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties al aan de orde waren gekomen. Het College concludeerde dat er geen motiveringsgebrek was en dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen.
De uitspraak benadrukt dat artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) staatssteun verbiedt, tenzij de verdragen dat toestaan. Het College oordeelde dat de beroepsgronden van appellante niet opgingen en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.C.E. Winfield, met mr. N.C.H. Vrijsen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 26 januari 2021.