ECLI:NL:CBB:2021:822

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
30 juli 2021
Publicatiedatum
9 augustus 2021
Zaaknummer
20/1114
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19

In deze zaak heeft appellant, een ondernemer, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat appellant niet voldeed aan de vereisten die in de Beleidsregel zijn gesteld, met name de inschrijving in het handelsregister die overeenkomt met een van de SBI-codes in Bijlage 1. De peildatum voor deze inschrijving was 15 maart 2020.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de verweerder zijn beleid op consistente wijze heeft toegepast. Appellant had aangevoerd dat hij zwaar was getroffen door de coronacrisis, maar dit argument werd niet als voldoende beschouwd om de tegemoetkoming te verkrijgen. De registratie in het handelsregister op de peildatum was leidend, en wijzigingen die na deze datum zijn doorgevoerd, konden niet in overweging worden genomen.

Daarnaast werd de stelling van appellant dat hij een wijziging in het handelsregister had aangevraagd, maar deze niet tijdig was verwerkt, niet gevolgd door het College. Het College concludeerde dat appellant niet had aangetoond dat de wijziging daadwerkelijk was aangevraagd in de eerder genoemde periodes.

Het College heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid consistent is toegepast. In deze zaak was dat het geval, en daarom werd het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1114
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2021 in de zaak tussen
[naam 1] h.o.d.n. [naam 2], te [plaats] , appellant,
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigde: mr. S. van Rijn en C. Zieleman).

Beroep

Appellant heeft beroep ingesteld tegen de afwijzing van de aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (de Beleidsregel).

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Verweerder heeft appellant geen tegemoetkoming verstrekt, omdat de SBI-code waarmee hij op de peildatum 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel staat. Daarnaast komt de bedrijfsomschrijving in het handelsregister niet overeen met een andere SBI-code die wél in Bijlage 1 staat. Ook is volgens verweerder niet gebleken van bijzondere omstandigheden die ertoe moeten leiden dat van de Beleidsregel moet worden afgeweken.
Het College heeft in de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995) geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Verweerder heeft de tegemoetkoming dan ook terecht geweigerd.
4. Dat appellant zwaar is getroffen door de coronacrisis kan hier niet aan afdoen, want dat gegeven is onvoldoende voor het verkrijgen van de tegemoetkoming. Daarvoor is ook een inschrijving in het handelsregister nodig die past bij een van de SBI-codes in Bijlage 1. De feitelijke activiteiten van appellant staan tussen partijen niet ter discussie, maar de registratie in het handelsregister op de peildatum is leidend. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht.
5. De stelling van appellant dat moet worden uitgegaan van de met terugwerkende kracht in het handelsregister toegevoegde bedrijfsactiviteit ‘horeca-dienstverlening’, omdat hij deze toevoeging al in oktober 2019 en nog eens in januari 2020 heeft doorgestuurd naar de Kamer van Koophandel (KvK) volgt het College niet. Appellant is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat de toevoeging daadwerkelijk in oktober 2019 en/of januari 2020 is verstuurd naar de KvK. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de KvK het wijzigingsformulier met de gewenste toevoeging pas op 10 april 2020 heeft ontvangen.
De uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. J.H. de Wildt, in aanwezigheid van mr. N.C.H. Vrijsen, griffier.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen