ECLI:NL:CBB:2021:765

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
20 juli 2021
Publicatiedatum
20 juli 2021
Zaaknummer
21/123
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming op basis van Beleidsregel COVID-19 voor culturele onderneming

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 20 juli 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de appellante, die zich richt op het culturele welzijn van de Hindoestaanse gemeenschap, niet voldeed aan de voorwaarden van de Beleidsregel. De appellante had een SBI-code die niet overeenkwam met de vereisten voor de tegemoetkoming. Het College oordeelde dat de verweerder zijn beleid consistent had toegepast en dat de bedrijfsomschrijving zoals geregistreerd op 15 maart 2020 leidend was. De appellante voerde aan dat haar activiteiten niet correct waren geregistreerd en dat er onzorgvuldig was gehandeld in de bezwaarprocedure. Het College concludeerde echter dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling of dwangsom opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 juli 2021 in de zaak tussen

[naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: dr. D.B. Pathak),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. G. Meijerink en mr. M. Wullink).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellante voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 25 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2020. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellante heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend.
Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 88.99.3 (Lokaal welzijnswerk) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Charitatieve stichting ten behoeve het cultureel welzijn van de Hindoestaanse gemeenschap in Nederland’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Uit artikel 1 van de Beleidsregel volgt dat een onderneming met SBI-code 88.99.3 alleen in aanmerking komt voor de tegemoetkoming indien een dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum wordt geëxploiteerd. Appellante exploiteert geen dorpshuis, gemeenschapshuis of wijkcentrum. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden zoals die op
15 maart 2020 in het handelsregister stond bepalend is. Deze bedrijfsomschrijving komt niet overeen met een andere SBI-code die in Bijlage 1 staat. De door appellante aangedragen SBI-code 85.52.2 (Kunstzinnige vorming van amateurs (geen dansscholen)) sluit niet aan bij de bedrijfsomschrijving die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond. Daaruit blijkt namelijk niet dat appellante cursussen en opleidingen geeft op het gebied van kunst. Tot slot is niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat verweerder zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellante
4. Appellante stelt dat haar bezwaar ten onrechte ongegrond is verklaard. Op 18 november 2020 heeft appellante een telefoongesprek gehad met een medewerker van verweerder. Omdat tijdens dit gesprek alle bezwaargronden voldoende waren toegelicht, heeft appellante afgezien van een hoorzitting. Vervolgens heeft een andere medewerker van verweerder het bestreden besluit genomen. Deze persoon is blijkbaar niet bekend met de zaak van appellante en heeft het bezwaarschrift systematisch afgewezen. Vervolgens is de zaak in beroep weer door twee andere medewerkers behandeld. Dit is onrechtmatig.
Verder voert appellante aan dat de KvK en/of de notaris een onjuiste SBI-code heeft geregistreerd, ondanks dat de activiteiten van appellante bij hen bekend waren. De onjuiste registratie kan dus niet aan appellante worden tegengeworpen. Ook betwist zij de bewering van verweerder dat haar activiteiten niet zouden aansluiten bij SBI-code 85.52.2. Verweerder heeft ten onrechte niet de moeite genomen bij appellante te informeren naar haar werkelijke activiteiten. Uit haar website blijkt duidelijk wat haar activiteiten zijn en verweerder had daar tijdens de hoorzitting ook naar kunnen vragen. Vervolgens stelt appellante dat verweerder ten onrechte aan haar tegenwerpt dat zij geen omzetverlies heeft geleden, nu deze voorwaarde niet in de Beleidsregel staat. Tot slot vordert eiseres een dwangsom van € 1.200,- als compensatie voor de twaalf maanden dat zij nu aan het lijntje wordt gehouden.
Standpunt verweerder
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de bedrijfsomschrijving zoals deze op 15 maart 2020 luidde, niet kan worden afgeleid dat appellante onderwijs verzorgt op het gebied van kunst, muziek of creatieve handvaardigheden. Verweerder leidt uit de bedrijfsomschrijving af dat appellante zich inzet voor het culturele welzijn van de Hindoestaanse gemeenschap in Nederland. Hieruit volgt dat de op 15 maart 2020 geregistreerde bedrijfsomschrijving niet past bij de SBI-code 85.52.2.
Verder heeft verweerder toegelicht dat de beslissing op bezwaar is ondertekend door een ambtenaar die hiervoor mandaat heeft. De behandelaar heeft geen tekeningsbevoegdheid. In de beslissing op bezwaar wordt de motivering van de beslissing vermeld. Verweerder heeft geen aanwijzingen dat de bezwaarprocedure onzorgvuldig is afgehandeld.

Beoordeling door het College

6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Niet de feitelijke activiteiten, maar wat op de peildatum is geregistreerd in het handelsregister is leidend. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat appellante niet voldoet aan de aanvullende voorwaarde die verweerder bij SBI-code 88.99.3 heeft gesteld. Appellante is geen ‘gedupeerde onderneming’ zoals bedoeld in de Beleidsregel. Dat zij wel omzetverlies heeft geleden wordt door verweerder niet betwist, maar betekent niet dat zij alsnog in aanmerking komt voor de tegemoetkoming.
8. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat de bedrijfsomschrijving niet past bij SBI-code 85.52.2. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast. Hier geldt ook dat de feitelijke activiteiten van appellante niet bij de beoordeling worden betrokken, zodat verweerder daar geen onderzoek naar hoefde te doen.
9. Van onzorgvuldige of onrechtmatige besluitvorming is het College niet gebleken. Dat de zaak in bezwaar door verschillende ambtenaren van verweerder is behandeld, betekent niet dat de besluitvorming onzorgvuldig is. In het bestreden besluit is verweerder gemotiveerd ingegaan op de aangevoerde bezwaargronden en heeft hij uitgelegd dat en waarom de door appellante aangedragen SBI-code 85.52.2 niet aansluit bij de bedrijfsomschrijving zoals die op 15 maart 2020 in het handelsregister stond. Daarbij is ook betrokken wat appellante tijdens het telefoongesprek op 18 november 2020 naar voren heeft gebracht. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Het College volgt verweerder in het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of het opleggen van een dwangsom bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2021.
De voorzitter is niet in de gelegenheid De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen. deze uitspraak te ondertekenen.