ECLI:NL:CBB:2021:610
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en individuele en buitensporige last in de melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juni 2021, zaaknummer 19/1895, werd het beroep van appellante ongegrond verklaard. Appellante, een melkveehouder, had beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 13 januari 2018 het fosfaatrecht vastgesteld op basis van de Meststoffenwet, en na bezwaar was dit recht op 22 oktober 2019 herzien. Appellante stelde dat zij door de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last ondervond, vooral gezien de tragische omstandigheden binnen haar familie en de investeringen die zij had gedaan in de uitbreiding van haar bedrijf.
Het College oordeelde dat appellante op de peildatum van 2 juli 2015 niet beschikte over alle benodigde vergunningen voor de beoogde uitbreiding. De investeringsbeslissingen die appellante had genomen, werden als niet navolgbaar beschouwd, ondanks de moeilijke omstandigheden. Het College benadrukte dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last vormt. De omstandigheden van appellante, hoewel tragisch, konden niet afdoen aan het oordeel dat de beslissing tot uitbreiding niet navolgbaar was. Het College concludeerde dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wogen dan de belangen van appellante. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard.