Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2021 in de zaak tussen
V.O.F., te [plaats] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
30 juni 2015 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw-vergunning) aangevraagd, die vervolgens op 27 mei 2016 aan haar is verleend. Op grond van deze vergunning mag zij 153 melk- en kalfkoeien en 130 stuks jongvee houden.
8 melkkoeien moeten afvoeren.
2 juli 2015 nog niet op het gewenste niveau, omdat zij door dierziekte 8 melkkoeien heeft moeten afvoeren. Wanneer de dieren niet waren afgevoerd, had zij 370 kg fosfaatrecht meer gekregen en zou zij wel hebben voldaan aan de 5%-drempel.
2 juli 2015 zou kunnen hebben gehad, wanneer de bijzondere omstandigheid zich niet zou hebben voorgedaan. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van het College van
9 januari 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:4, onder 5.2), waarin het College heeft geoordeeld dat de knelgevallenvoorziening niet bedoeld is voor toekenning van niet gerealiseerde uitbreidingsplannen voor de peildatum en dat er bij de beoordeling van de knelgevallenvoorziening - conform de bedoeling van de wetgever - teruggekeken wordt naar een datum in het verleden en dus niet naar het aantal dieren dat appellante zou kunnen hebben gehad.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond voor zover is nagelaten appellante een vergoeding voor de kosten in bezwaar toe te kennen;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;