ECLI:NL:CBB:2021:528
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 mei 2021, zaaknummer 19/1848, werd het fosfaatrechtenstelsel beoordeeld in het licht van de Meststoffenwet (Msw) en het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP). Appellant, een melkveehouder, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn fosfaatrecht was vastgesteld op 4751 kg. Appellant stelde dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op hem legde, vooral omdat hij zijn bedrijf had moeten verplaatsen en had geïnvesteerd in uitbreiding. Het College oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het stelsel in strijd was met het EP of dat hij een buitensporige last ondervond. Het College benadrukte dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het stelsel een buitensporige last vormt en dat appellant zelf verantwoordelijk is voor zijn investeringsbeslissingen. De noodzaak tot uitbreiding op de nieuwe locatie was niet aangetoond, en de belangen van milieu en volksgezondheid wogen zwaarder dan de belangen van appellant. Het beroep werd ongegrond verklaard.