ECLI:NL:CBB:2021:449

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
20/933
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming COVID-19 op basis van SBI-code

In deze zaak heeft appellante, een onderneming die zich bezighoudt met het verhuren van vergaderruimtes en flexibele werkplekken, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De aanvraag werd afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellante geregistreerd stond, niet overeenkwam met de gewenste SBI-code die wel in de beleidsregel was opgenomen. Appellante voerde aan dat zij door de coronamaatregelen onevenredig was getroffen en dat de wijziging van haar SBI-code in het handelsregister niet door verweerder mocht worden genegeerd.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat verweerder zijn beleid consistent heeft toegepast en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het College heeft vastgesteld dat de SBI-code waaronder appellante op de peildatum was geregistreerd, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel voorkomt. Bovendien heeft het College aangegeven dat wijzigingen in het handelsregister na de peildatum niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De argumenten van appellante dat zij binnen de doelstelling van de Beleidsregel valt en dat er bijzondere omstandigheden zijn, zijn door het College verworpen.

De uitspraak van het College is gedaan op 26 april 2021 en het beroep is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, aangezien het beroep niet succesvol was. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/933

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. W.J.A. Lansing),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder,

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniels).

Procesverloop

Bij besluit van 26 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding niet-aansluitende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 21 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling ter zitting, waarna het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een Melding niet-aansluitende SBI-code ingediend.
2. Over de onderneming van appellante was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 68.20.4 (verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte)) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘het verhuren van vergaderruimte en flexibele werkplekken, het aanbieden van kantoorruimte’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder overwogen dat de omschrijving van de werkzaamheden in het handelsregister op de peildatum niet overeenkomt met de gewenste SBI-code 55.10.2 (Hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentieoorden). De SBI-code waarmee appellante wel is geregistreerd, staat terecht niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder ten gunste van appellante moet afwijken van de Beleidsregel is niet gebleken, aldus verweerder.
Standpunt appellante
4. Appellante voert ten eerste aan dat zij valt binnen de doelstelling van de Beleidsregel. Appellante is hard getroffen door de maatregelen omtrent COVID-19 en zou daarom aanspraak moeten maken op een vergoeding ingevolge de Beleidsregel. Voor kleine congreslocaties was geen passende SBI-code beschikbaar. Daarom moet worden gekeken naar de feitelijke werkzaamheden. Appellante voert verder aan dat zij onevenredig is getroffen in vergelijking met andere ondernemers. Dit komt omdat zij haar bedrijfsvoering niet op de maatregelen kan aanpassen. Hierdoor is er sprake van bijzondere omstandigheden. Verder heeft verweerder de aanvraag niet met redelijkheid en billijkheid beoordeeld. Appellante heeft met terugwerkende kracht de SBI-code in het handelsregister gewijzigd naar 55.10.2 (hotels (geen hotel-restaurants), pensions en conferentie-oorden). Daar is verweerder ten onrechte aan voorbij gegaan.
Beoordeling door het College
5. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer opgenomen dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
6. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-code waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet is vermeld in Bijlage 1.
7. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
8. Het College volgt verweerder in het standpunt dat niet is gebleken dat appellante door het bestreden besluit onevenredig is geraakt.
Conclusie
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van J.S. Nooren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen