ECLI:NL:CBB:2021:447

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
20/896
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 en de consistentie van het beleid

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 april 2021, zaaknummer 20/896, staat de appellante, een onderneming, centraal die een tegemoetkoming heeft aangevraagd op basis van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. De appellante had een Melding niet-aansluitende SBI-code ingediend, maar haar aanvraag werd door de minister van Economische Zaken en Klimaat afgewezen. De minister stelde dat de SBI-codes waaronder de appellante geregistreerd stond, niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel waren opgenomen. De appellante voerde aan dat de registratie in het handelsregister niet overeenkwam met haar werkelijke werkzaamheden en dat er geen volledige heroverweging in bezwaar had plaatsgevonden. Ze verwees naar haar website en andere documenten ter onderbouwing van haar feitelijke werkzaamheden.

Het College oordeelde dat de minister zijn beleid consistent had toegepast en dat de appellante niet kon aantonen dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de Beleidsregel rechtvaardigden. Het College benadrukte dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast. De appellante had geen recht op de gevraagde tegemoetkoming, omdat haar geregistreerde SBI-codes niet in de relevante bijlage stonden. Het beroep van de appellante werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/896

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 april 2021 in de zaak tussen

[naam] B.V., te [plaats] , appellante,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder naar aanleiding van een door appellante ingediende Melding niet-aansluitende SBI-code geweigerd appellante een tegemoetkoming te verstrekken op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel).
Bij besluit van 7 september 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Met toestemming van partijen is afgezien van een behandeling ter zitting, waarna het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft gesloten.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
1. Appellante heeft een Melding niet-aansluitende SBI-code ingediend.
2. Over de onderneming van appellante waren op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-codes 68.20.4 (verhuur van onroerend goed (niet van woonruimte)) en 74.90 (overige specialistische zakelijke dienstverlening) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘Het beheren en de exploitatie van de zalen van [naam] , het verlenen van diensten aan ondernemingen gevestigd in [naam] ’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder beoordeeld dat de bedrijfsomschrijving niet onder een andere SBI-code in Bijlage 1 te brengen is. De SBI-codes waarmee appellante wel is geregistreerd, staan terecht niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. Dat appellante feitelijk aan congres- en evenementen verhuringen zou doen maakt dit niet anders. Van bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder ten gunste van appellante moet afwijken van de Beleidsregel is niet gebleken, aldus verweerder.
Standpunt appellante
4. Appellante stelt ten eerste dat bij de inschrijving van haar onderneming in het handelsregister van de KvK de notaris of de KvK een SBI-code heeft aangegeven die niet aansluit op haar werkelijke werkzaamheden. Verder voert appellante aan dat verweerder niet heeft gekeken naar de feitelijke werkzaamheden van haar onderneming en geen volledige heroverweging in bezwaar heeft uitgevoerd. Zij heeft bij de onderbouwing van haar feitelijke werkzaamheden verwezen naar haar website, haar statuten en een zalenbrochure. Daarnaast heeft appellante SBI-code 82.30 (organiseren van congressen en beurzen) met terugwerkende kracht toegevoegd in het handelsregister.
Beoordeling door het College
5. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer opgenomen dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
6. Net als in genoemde uitspraken heeft verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze toegepast. Verweerder hoeft geen rekening te houden met wijzigingen die in het handelsregister zijn doorgevoerd na de peildatum, ook niet als het gaat om wijzigingen met terugwerkende kracht. In het geval van appellante heeft verweerder de aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Beleidsregel dan ook terecht afgewezen omdat de SBI-codes waaronder appellante op 15 maart 2020 was geregistreerd, niet zijn vermeld in Bijlage 1.
7. Bij toepassing van de Beleidsregel toetst verweerder ook of de bedrijfsomschrijving, zoals die op de peildatum was geregistreerd, aanknopingspunten biedt voor een daarbij passende SBI-code die wel op de lijst in die Bijlage is vermeld. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat daar in dit geval geen sprake van is. Ook in zoverre heeft verweerder zijn beleid consistent toegepast.
Conclusie
8. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van J.S. Nooren, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021.
de voorzitter is verhinderd de de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen uitspraak te ondertekenen