2.4De Europese Commissie heeft onderzoek gedaan naar onregelmatigheden bij de import uit Kazachstan, Moldavië, Rusland, Turkije en de Verenigde Arabische Emiraten van landbouwproducten die Control Union als biologisch had gecertificeerd. Dat heeft geleid tot de intrekking van de erkenning van Control Union voor Moldavië krachtens artikel 12 van Verordening 1235/2008 per 8 april 2019. [naam 1] heeft tegen deze intrekking beroep ingesteld bij het Gerecht (Europese Unie). A CERT European Organization for Certification S.A. is de nieuwe certificerende organisatie in Moldavië.
3. Verweerster heeft het decertificeringsbesluit, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, gebaseerd op de artikelen 30 en 33, eerste lid aanhef en onder a, van Verordening 834/2007. Hieraan heeft zij ten grondslag gelegd dat sprake is van een onregelmatigheid, omdat residuen van de herbicide imazamox zijn aangetroffen in monsters die zijn genomen bij het laden van de partij in Turkije op 27 november 2017 en het lossen van de partij in Italië op 3 januari 2018. Imazamox is niet toegelaten als gewasbeschermingsmiddel voor de biologische landbouw (artikel 12, eerste lid, aanhef en onder h, van Verordening 834/2007 in verbinding met artikel 5, eerste lid van Verordening 889/2008 en bijlage II bij Verordening 889/2008). Bij het laden van de partij in Turkije zijn in totaal 16 monsters genomen. De monsters zijn verdeeld in submonsters die zijn geanalyseerd door drie laboratoria, namelijk het interne laboratorium van TOF, pH S.r.l. en Greit. De laboratoria ontvingen elk elf afzonderlijke monsters. In 25 van de in totaal 33 monsters hebben zij imazamox geïdentificeerd en gekwantificeerd van 0,01 mg/kg tot 0,044 mg/kg. Het laboratorium van Greit heeft bovendien vijf samengestelde monsters onderzocht, waaronder één van de gehele partij. In de samengestelde monsters werd imazamox aangetroffen variërend van 0,012 mg/kg tot 0,018 mg/kg. In het samengestelde monster van de gehele partij werd 0,018 mg/kg aangetroffen. Bij het lossen van de partij in Italië zijn elf monsters genomen. Elk monster is onderzocht in vier verschillende laboratoria, namelijk het interne laboratorium van TOF, pH S.r.l, Agriparadigma S.r.l. en Upscience lab (Agriindustria). Drie laboratoria rapporteerden imazamox in 22 van de 33 monsters te hebben aangetroffen. Agriindustria rapporteerde geen residuen te hebben aangetroffen met een rapportagegrens van 0,01 mg/kg. Verweerster acht de resultaten van Agriindustria twijfelachtig, omdat dit laboratorium niet is geaccrediteerd voor de analyse van imazamox in oliehoudende zaden. In de 22 positieve monsters lagen de gemeten residuwaarden tussen de 0,01 mg/kg en 0,042 mg/kg.
4. Appellanten voeren aan dat niet onomstotelijk is komen vast te staan dat imazamox bij de productie is gebruikt of dat het in de lading zat. De testen in Italië voldoen niet aan de standaarden. Dat geen meetcorrectie is toegepast op de analyses en de gang van zaken die zich in Italië heeft afgespeeld, is hoogst ongebruikelijk. Zij verwijzen naar de uiteenzetting van [naam 1] hierover in een e-mail van 31 december 2020. Bij het laden van ms Atalante is de hoogst gemiddelde bevinding vastgesteld op 0,036mg/kg en de andere analyses vallen binnen de detectiegrens. Bij het lossen in Italië is de hoogst gemiddelde bevinding vastgesteld op 0,023mg/kg. De analyse van Agriparadigma rapporteert 0,013mg/kg. De andere twee analyses van TOF en Upscience vallen binnen de detectiegrens. Er zijn bij de ontvangst geen analyses op doorsneemonsters gemaakt, alle analyses betreffen elf analyses, totaal 52 stuks, alle op individuele monsters. Volgens appellanten spreken de testresultaten van Wesseling GmbH in opdracht van de leverancier van [naam 1] , van Control Union bij het laden in Turkije voor verscheping naar Rotterdam en van RC Inspection en Primoris bij het lossen in Rotterdam de analyseresultaten van de in Italië genomen monsters tegen. Dat tegenbewijs maakt dat de resultaten in Italië vals positieven zijn. Ook negeert verweerster dat afwijkende analyseresultaten kunnen voortvloeien uit contaminatie bij belading of overwaaiende sproeimiddelen. Verweerster heeft hier geen onderzoek naar gedaan. Bovendien schendt verweerster het gelijkheidsbeginsel. Verweerster behandelt lading van Nederlandse handelaren anders dan die van handelaren uit derde landen. Haar beleid is om bij Nederlandse handelaren eerst te onderzoeken waarom er residu in de lading zit. Appellanten verwijzen hiertoe onder meer naar een interview met de directeur van verweerster.