6.9.Deze beroepsgrond faalt.
Slotsom
7. Het beroep tegen het bestreden besluit, zoals gewijzigd bij het wijzigingsbesluit 2, is ongegrond.
8. Reeds gezien het feit dat verweerder de heffing die is opgelegd bij het bestreden besluit met het wijzigingsbesluit 2 heeft gewijzigd, ziet het College aanleiding te bepalen dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht vergoedt alsmede verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursprocesrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.068,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,-).
9. Over de kosten van het opstellen van het deskundigenrapport wordt als volgt overwogen. Volgens vaste rechtspraak komen de kosten van inschakeling van een deskundige voor vergoeding in aanmerking als het inschakelen van de deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Ter bepaling of het inroepen van een deskundige, zoals hier aan de orde, redelijk was, kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Verweerder heeft met de informatie op zijn website, waarmee hij melkveehouders heeft bericht met welke stukken kan worden aangetoond dat sprake is van een individuele buitensporige last en welke informatie deze stukken moeten bevatten, de indruk gewekt dat een financiële rapportage een relevante bijdrage zou leveren aan een voor appellante gunstige beantwoording door de rechter van de vraag of sprake is van een individuele buitensporige last (zie de eerdergenoemde uitspraak van het College van 25 februari 2020, onder 5.3 en 6.13). Uit de factuur van 13 juli 2018 kan worden afgeleid dat in totaal 12,55 uur is besteed aan het opstellen van het rapport. Nu dit rapport zowel betrekking heeft op het in de Regeling opgenomen stelsel van maatregelen als op de invoering van het fosfaatrechtenstelsel, acht het College vergoeding van kosten voor een tijdbesteding van 6 uur redelijk, zoals ook door appellante is verzocht. Uitgaande van het door Huisman & Partners gehanteerde uurtarief van € 114,- stelt het College het te vergoeden bedrag voor het opstellen van het deskundigenrapport vast op € 684,-. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit, zoals gewijzigd bij het wijzigingsbesluit 2, ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.752,-, waarvan € 684,- kosten van een deskundige betreft, zodat dit bedrag moet worden vermeerderd met de daarover verschuldigde omzetbelasting;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan appellante te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. Wissels, in aanwezigheid van mr. H.A. Komduur, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.