Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2021 in de zaak tussen
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Inleiding
Feiten
Verder ziet het College geen grond voor het oordeel dat verweerder ten onrechte aan de door appellante gestelde bijzondere omstandigheden, te weten bouwwerkzaamheden en dierziekte, voorbij is gegaan. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat appellante geen verzoek op grond van de knelgevallenregeling in artikel 12, tweede lid, van de Regeling heeft ingediend en zij ook overigens niet met stukken heeft onderbouwd dat zij door de bouwwerkzaamheden op de peildatum en de dierziekte – die pas na de peildatum is opgetreden – een individuele en buitensporige last te dragen heeft. Voor zover appellante met de verwijzing naar de uitspraak van het College van 23 juli 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:301), verder heeft willen betogen dat haar geval vergelijkbaar is met de situatie in die uitspraak, heeft zij dit op geen enkele manier onderbouwd, zodat ook daarom geen individuele en buitensporige last moet worden aangenomen.
Beslissing
.