ECLI:NL:CBB:2021:244
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van betalingsrechten en herberekening van uitbetaling in het kader van het GLB
In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, naar aanleiding van de intrekking van betalingsrechten en de herberekening van uitbetalingen in het kader van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De minister had op 20 december 2018 drie primaire besluiten genomen, waarbij onder andere 5,33 betalingsrechten per 14 december 2018 werden ingetrokken en een terugvordering van € 4.469,13 werd ingesteld. De Maatschap stelde dat zij te goeder trouw had gehandeld en dat de intrekking van de betalingsrechten onevenredige gevolgen had voor haar belangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Maatschap op de peildatum van 15 mei 2015 geen eigenaar was van het perceel waarvoor de betalingsrechten waren toegewezen, aangezien de eigendomsoverdracht pas op 28 mei 2015 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht de betalingsrechten had ingetrokken, omdat niet voldaan was aan de subsidiabiliteitscriteria. De Maatschap had geen andere rechtsgeldige gebruikstitel en kon niet aantonen dat zij op de peildatum over het perceel beschikte.
De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de betalingsrechten en de terugvordering van de onverschuldigd betaalde steun rechtmatig waren. De Maatschap kon geen beroep doen op het vertrouwensbeginsel, omdat zij op de hoogte had moeten zijn van de situatie rondom het perceel. Het beroep van de Maatschap werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.