Op 9 maart 2021 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een vennootschap onder firma die biologische melkveehouderij exploiteert. De vennootschap had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister, waarin heffingen werden opgelegd op basis van de Regeling fosfaatreductieplan 2017. Deze heffingen waren gebaseerd op de overschrijding van het referentieaantal vrouwelijke runderen, dat was vastgesteld op 2 juli 2015. De vennootschap had bezwaar gemaakt tegen de opgelegde heffingen, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de minister. De vennootschap stelde dat de Regeling in strijd was met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, omdat zij onomkeerbare financiële verplichtingen had aangegaan voor de peildatum en dat de Regeling een buitensporige last voor haar vormde.
Tijdens de zitting op 16 december 2020 werd de zaak behandeld, waarbij de vennootschap werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een vennoot. Het College overwoog dat de Regeling tot doel heeft de fosfaatproductie te beperken en dat de heffingen afhankelijk zijn van het aantal gehouden vrouwelijke runderen ten opzichte van het referentieaantal. Het College oordeelde dat de vennootschap niet had aangetoond dat de last die de Regeling met zich meebracht buitensporig was, en dat de keuze om uit te breiden een ondernemerskeuze was die voor rekening van de vennootschap kwam. Het College concludeerde dat de belangen van de melkveehouderij als geheel zwaarder wogen dan de belangen van de vennootschap.
De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier mr. H.A. Komduur, en werd openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.