ECLI:NL:CBB:2021:184
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van een melkveebedrijf onder de Meststoffenwet en de voorwaarden voor fosfaatrechten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 februari 2021, zaaknummer 19/556, staat de beoordeling van de status van een melkveebedrijf centraal in het kader van de Meststoffenwet. Appellante, een maatschap die een melkveehouderij exploiteert, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld. De minister heeft vastgesteld dat appellante geen recht heeft op fosfaatrechten als nieuw gestart bedrijf, omdat zij geen omgevingsvergunning voor de oprichting van een melkveebedrijf vóór de peildatum van 2 juli 2015 heeft overgelegd. De melding die appellante deed op basis van het Activiteitenbesluit milieubeheer betrof een wijziging in de dierbezetting en niet de oprichting van een nieuw bedrijf.
De feiten schetsen dat de vader van appellante het bedrijf in 2004 heeft beëindigd en later weer is begonnen met de melkveehouderij samen met zijn zoon. De minister heeft in zijn besluit de dieraantallen op 2 juli 2015 als uitgangspunt genomen voor de fosfaatrechten. Appellante heeft aangevoerd dat zij voldoet aan de voorwaarden voor een nieuw gestart bedrijf, maar het College oordeelt dat de melding van 9 januari 2015 niet kan worden aangemerkt als een oprichting van een nieuw bedrijf. Het College verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat er geen sprake is van een nieuw gestart bedrijf, maar van de herstart van een bestaand bedrijf. Het beroep van appellante wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.