ECLI:NL:CBB:2021:16
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Herziening fosfaatrecht op basis van knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 januari 2021 uitspraak gedaan over het fosfaatrecht van appellant, een melkveehouder. Het College constateert dat verweerder het fosfaatrecht van appellant opnieuw heeft berekend op 12.096 kg, wat betekent dat het fosfaatrecht in het bestreden besluit te laag was vastgesteld. Het beroep van appellant is gegrond verklaard en het bestreden besluit is vernietigd. Het College heeft zelf in de zaak voorzien en het fosfaatrecht vastgesteld op 12.096 kg.
De zaak betreft een geschil over de toepassing van de knelgevallenregeling van de Meststoffenwet. Appellant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder, waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op 11.115 kg. Verweerder had het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, maar appellant was van mening dat zijn fosfaatrecht verder verhoogd moest worden, gezien zijn gezondheidsproblemen en de gevolgen daarvan voor zijn bedrijfsvoering. Het College heeft de argumenten van appellant beoordeeld, maar oordeelt dat de knelgevallenregeling niet de ruimte biedt voor de door appellant gewenste verhoging van het fosfaatrecht.
Het College heeft vastgesteld dat de bijzondere omstandigheden die appellant aanvoert, niet voldoende zijn om af te wijken van de standaardprocedure. De beslissing van verweerder om het fosfaatrecht te berekenen op basis van de peildatum van 30 oktober 2013 is in lijn met de wetgeving. Het College heeft ook geoordeeld dat de belangen van appellant niet zwaarder wegen dan de belangen van het milieu en de volksgezondheid, zoals vastgelegd in de Nitraatrichtlijn. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de melkveehouder voor zijn investeringsbeslissingen en de risico's die daarmee gepaard gaan.