ECLI:NL:CBB:2021:122
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel en de individuele lasten voor melkveehouders
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 februari 2021, zaaknummer 19/1414, werd het beroep van appellante, een stille maatschap, ongegrond verklaard. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het fosfaatrecht dat door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was vastgesteld. De zaak draaide om de vraag of het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op appellante legde. Het College oordeelde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat de lasten die voortvloeiden uit het fosfaatrechtenstelsel buitensporig waren. Appellante had in 2014 besloten om de varkenstak van haar bedrijf af te stoten en zich volledig te richten op de melkveehouderij. Het College achtte het aannemelijk dat de door appellante aangevoerde omstandigheden een keuze noodzakelijk maakten, maar concludeerde dat de beoogde uitbreiding van de melkveestapel het verlies aan inkomsten uit de varkenstak ruimschoots compenseerde. De investeringsbeslissingen van appellante werden als niet navolgbaar beschouwd, gezien het tijdstip van de investeringen en de afschaffing van het melkquotum. Het College oordeelde dat de bescherming van het milieu en de volksgezondheid zwaarder wogen dan de belangen van appellante, en dat het bestreden besluit niet in strijd was met het recht op eigendom zoals neergelegd in het Eerste Protocol bij het EVRM.