ECLI:NL:CBB:2021:116
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechtenstelsel in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveebedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het fosfaatrechtenstelsel. Appellante, een melkveehouderij, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin het fosfaatrecht van haar bedrijf was vastgesteld op 6.227 kg, met een generieke korting van 8,3%. Appellante stelde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met de Nitraatrichtlijn en dat er sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Tevens voerde zij aan dat het stelsel een individuele en buitensporige last op haar legde, wat de continuïteit van haar bedrijf in gevaar bracht.
Het College oordeelde dat de Nitraatrichtlijn voldoende grondslag biedt voor het fosfaatrechtenstelsel en dat er geen sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Het College verwees naar eerdere uitspraken waarin deze kwesties al waren behandeld. Daarnaast oordeelde het College dat appellante niet had aangetoond dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legde. De door appellante ingediende stukken, waaronder facturen en een schadeberekening, werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Het College concludeerde dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand was gekomen en dat het beroep ongegrond werd verklaard.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor appellanten om hun claims goed te onderbouwen en de rol van het College in het toetsen van de rechtmatigheid van besluiten van de minister in het kader van de Meststoffenwet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was aanwezig bij de zitting.