ECLI:NL:CBB:2021:111
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechtenstelsel in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van een appellant tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake het fosfaatrechtenstelsel. Het primaire besluit, genomen op 23 maart 2018, stelde het fosfaatrecht van de appellant vast op basis van artikel 23, derde lid, van de Meststoffenwet. Het bestreden besluit, dat op 12 maart 2019 werd genomen, verklaarde het bezwaar van de appellant ongegrond. De appellant, die een melkveebedrijf exploiteert, voerde aan dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met de Nitraatrichtlijn en dat het stelsel ongeoorloofde staatssteun oplevert.
Het College heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het fosfaatrechtenstelsel voldoet aan de eisen van de Nitraatrichtlijn en dat er geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Het College verwijst naar eerdere rechtspraak en de goedkeuring van het fosfaatrechtenstelsel door de Europese Commissie. De appellant had aangevoerd dat het stelsel niet nodig is om aan de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn te voldoen, maar het College oordeelt dat het betoog van de appellant faalt. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en de voorzitter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen, evenals de griffier.