In deze zaak heeft appellant, A [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], te [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Het primaire besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat op 4 augustus 2020 werd genomen, wees de aanvraag af. Het bestreden besluit van 5 november 2020 verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De zitting vond plaats op 13 december 2021, waar appellant aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door gemachtigden.
De kern van de zaak draait om de SBI-code waaronder appellant geregistreerd staat en het vestigingsvereiste dat in de Beleidsregel is opgenomen. De SBI-code die appellant op de peildatum 15 maart 2020 had, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. De minister heeft de melding van een niet-aansluitende SBI-code goedgekeurd, maar de aanvraag werd afgewezen omdat appellant niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Appellant betoogde dat hij onterecht werd uitgesloten van de tegemoetkoming, terwijl andere sectoren, zoals autorijschoolhouders, wel in aanmerking kwamen.
Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de minister zijn beleid consistent had toegepast en dat appellant niet aan het vestigingsvereiste voldeed. De uitspraak van het College bevestigde dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.