ECLI:NL:CBB:2021:1094

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
20/1136
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19

In deze zaak heeft appellant, A [naam 1], h.o.d.n. [naam 2], te [plaats], beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19. Het primaire besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat, dat op 4 augustus 2020 werd genomen, wees de aanvraag af. Het bestreden besluit van 5 november 2020 verklaarde het bezwaar van appellant ongegrond. De zitting vond plaats op 13 december 2021, waar appellant aanwezig was en de minister vertegenwoordigd werd door gemachtigden.

De kern van de zaak draait om de SBI-code waaronder appellant geregistreerd staat en het vestigingsvereiste dat in de Beleidsregel is opgenomen. De SBI-code die appellant op de peildatum 15 maart 2020 had, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. De minister heeft de melding van een niet-aansluitende SBI-code goedgekeurd, maar de aanvraag werd afgewezen omdat appellant niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Appellant betoogde dat hij onterecht werd uitgesloten van de tegemoetkoming, terwijl andere sectoren, zoals autorijschoolhouders, wel in aanmerking kwamen.

Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat de minister zijn beleid consistent had toegepast en dat appellant niet aan het vestigingsvereiste voldeed. De uitspraak van het College bevestigde dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid, wat betekent dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast. Het beroep van appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/1136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 in de zaak tussen

A [naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , appellant,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder

(gemachtigden: mr. C.J.M. Daniels en mr. S. van Rijn).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van appellant voor een tegemoetkoming van € 4.000,- op grond van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (Beleidsregel) afgewezen.
Bij besluit van 5 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 december 2021. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Aanleiding van deze procedure
Appellant heeft een aanvraag voor een tegemoetkoming op basis van de Beleidsregel ingediend. Ook heeft hij een melding niet-aansluitende SBI-code ingediend.
Over de onderneming was op 15 maart 2020 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) de SBI-code 62.02 (Advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie) opgenomen, en als bedrijfsomschrijving ‘installatiemonteur telecommunicatie’.
3. De SBI-code waarmee appellant op de peildatum 15 maart 2020 in het handelsregister stond ingeschreven, staat niet in Bijlage 1 van de Beleidsregel. In het bestreden besluit heeft verweerder de melding niet-aansluitende SBI-code goedgekeurd, omdat de bedrijfsomschrijving overeenkomt met SBI-code 95.12 (Reparatie van communicatieapparatuur). Deze SBI-code is wél opgenomen in Bijlage 1. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant niet voldoet aan een andere voorwaarde uit de Beleidsregel, namelijk het vestigingsvereiste. Er zijn twee groepen ondernemingen die niet aan dit vereiste hoeven te voldoen: ambulante ondernemingen en horecaondernemingen. Ondernemingen met SBI-code 95.12, zoals die van appellant, behoren niet tot één van deze groepen. Ook past de bedrijfsomschrijving die op de peildatum in het handelsregister was opgenomen niet bij een SBI-code voor een ambulante of horecaonderneming. Tot slot is volgens verweerder niet gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat hij in dit geval zou moeten afwijken van de Beleidsregel.
Standpunt appellant
4. Appellant stelt dat er in het bestreden besluit ten onrechte geen rekening is gehouden met zijn melding niet-aansluitende SBI-code. Deze melding is goedgekeurd, waarna hij zijn aanvraag kon indienen. Appellant vindt het niet eerlijk dat autorijschoolhouders wel in aanmerking komen voor de tegemoetkoming en hij niet. Hij vindt dat er sprake is van ongelijke behandeling.
Standpunt verweerder
5. Verweerder heeft de melding niet-aansluitende SBI-code van appellant goedgekeurd. Hier is in het bestreden besluit wel degelijk rekening mee gehouden, maar de aanvraag van appellant is gestuit op een andere voorwaarde. Er is niet voldaan aan het vestigingsvereiste. Appellant heeft zelf bevestigd niet over een vestiging te beschikken en heeft verzocht om storingsmonteurs gelijk te behandelen met autorijschoolhouders, taxibedrijven, markthandelaren en kermisexploitanten. In de toelichting bij de wijziging van de Beleidsregel (Staatscourant 2020, 22337) is expliciet benoemd dat de opsomming van ambulante ondernemingen in de Beleidsregel limitatief is. Dat betekent dat de onderneming van appellant niet onder de uitzondering valt.

Beoordeling door het College

6. Het College heeft verschillende uitspraken gedaan over de Beleidsregel. Het College verwijst naar de uitspraken van 22 december 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:992, ECLI:NL:CBB:2020:993, ECLI:NL:CBB:2020:994 en ECLI:NL:CBB:2020:995). Daarin is onder meer geoordeeld dat de Beleidsregel moet worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. Dit houdt in dat de rechter alleen kan toetsen of het beleid op consistente wijze is toegepast.
7. Appellant heeft niet betwist dat hij niet aan het vestigingsvereiste voldoet. Ook is niet in geschil dat de onderneming van appellant geen ambulante onderneming als bedoeld in artikel 1 van de Beleidsregel is. Verweerder heeft daarom geconcludeerd dat appellant niet in aanmerking komt voor de uitzondering op het vestigingsvereiste en de aanvraag afgewezen. Het College is van oordeel dat verweerder zijn beleid in dit geval op consistente wijze heeft toegepast. Beantwoording van de vraag of storingsmonteurs ook als ambulante ondernemers aangemerkt hadden moeten worden, gaat de bevoegdheid van het College te buiten.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.