Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 december 2021 in de zaak tussen
[naam 1] , te [plaats 1] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
[naam 2] B.V., te [plaats 2]
Procesverloop
Overwegingen
- Eenden werden bij de nek of vleugel gehouden en heen en weer geslingerd om andere eenden op te drijven (2:33; 4:08; 5:35). Dit veroorzaakt veel stress en ongemak en dient geen redelijk doel.
- Meerdere eenden werden bij de nek in één hand gehouden waarbij de nekken zodanig gebogen zijn dat de luchtweg daarbij in het gedrag zou kunnen komen (zichtbaar door de hele video). Beknelling van de luchtweg veroorzaakt benauwdheid en geeft een risico op verstikking. Dit is buitengewoon onaangenaam voor het dier. Het hangen van het hele lichaamsgewicht aan de nek, vooral bij een zijdelingse buiging van de nekwervels net achter de kop zal pijn en ongemak veroorzaken.
- Aan het einde van de video zag ik dat achtergebleven dieren in de stal werden opgehaald door de medewerkers. Ik zag dat zij de eenden bij de nek oppakten en daarna hardlopend, met de eenden slingerend terug renden naar de laadcontainers. Deze manier van handelen veroorzaakt stress en pijn bij de dieren.
2. Ik zag in de video dat op twee plekken wordt getoond hoe dieren dood gemaakt worden. Vanaf 5:12 zag ik dat twee eenden werden doodgeslagen tegen de muur. Vanaf 20:12 wordt getoond hoe een medewerker met de laars bovenop de kop van een jonge eend staat en het dier op deze manier doodt. In beide gevallen is de gebruikte methode niet humaan en niet toegestaan.
3. Het plaatsen van de eenden in de lades van de containers werd veelal veel te ruw uitgevoerd. Ik zag op beelden in de video dat eenden van een relatief grote afstand en/of met onnodige kracht in de lades werden gegooid. Ik zag dat eenden soms in, soms op de rand en soms naast de containers terecht kwamen. Dit was vooral duidelijk bij het derde adres waar geladen werd (3:10; 4:33; 6:56; 22:50; 24:17; 26:44; 27:50 tot :55; 28:30; 33:11). Bij het laden van de dieren werd onnodige opwinding en pijn niet vermeden.
4. Ik zag in de video dat veel containerlades erg vol geladen werden met dieren. Hoewel ik geen maten van de containers heb, en geen gewichten van de dieren, vraag ik mij af of de beladingsnorm, zoals gesteld in Hoofdstuk VII onder E van bijlage I van EU Verordening 1/2005, hier wordt overschreden (3:50; 15:20; 16:45; 17:18; 31:22; 31:39).
5. Ik zag dat medewerkers jonge eenden gebruikten om hun collega’s te pesten of uit te dagen. Hierbij werden eendjes op of tegen mensen gegooid, er werd met een eendje tegen een persoon “geslagen”, er werd met de eendjes gegooid (17:20 tot 18:13). Dit respectloos gedrag dient geen enkel zinnig doel, en veroorzaakt stress bij de dieren.”
[naam 12] heeft op ons verzoek (…) gebeld met het verzoek zich bij ons te voegen. Vervolgens ontmoeten wij (…) een persoon die wij herkenden van de opnamen gemaakt door [naam 13] . Dit als zijnde de persoon die een eend doodtrapt. (…) (…) herkende zichzelf als de persoon op de getoonde screenshots”.
- Het vangen en laden van eenden op de locatie in [plaats 4] is niet op zodanige wijze uitgevoerd dat bij de dieren letsel of onnodig lijden is uitgesloten. Hiermee is door [naam 6] en door [naam 9] niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2, eerste lid, van de Wd, in samenhang met artikel 4.8 van de Regeling houders van dieren (Rhd), gelet op artikel 3, aanhef en onder e, van de Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten(Transportverordening), en is door [naam 4] niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2, eerste lid van de Wd, in samenhang met artikel 4.8 van de Rhd, gelet op artikel 8, eerste lid, bijlage I, hoofdstuk III, § 1.8 onder d, van de Transportverordening. Tevens zijn twee eenden gedood, op een zodanige wijze dat de dieren niet elke vermijdbare vorm van pijn of lijden is bespaard. Hiermee is door [naam 4] niet voldaan aan het bepaalde in artikel 2.10, derde lid van de Wd, in samenhang met artikel 5.8 van de Rhd, gelet op artikel 3, eerste lid, van de Verordening doden van dieren.
- Het vangen en laden van eenden op de locatie in [plaats 3] is niet op zodanige wijze uitgevoerd dat bij de dieren letsel of onnodig lijden is uitgesloten. Hiermee is door [naam 10] B.V. niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2, eerste lid, van de Wd, in samenhang met artikel 4.8 van de Rhd, gelet op artikel 8, eerste lid, bijlage I, hoofdstuk III, § 1.8, onder d, van de Transportverordening, en is door [naam 9] niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6.2, eerste lid, van de Wd, in samenhang met artikel 4.8 van de Rhd, gelet op artikel 3, aanhef en onder e, van de Transportverordening.
Ten aanzien van [naam 6] , [naam 9] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 10] B.V. heeft verweerder weliswaar al deze overtredingen vastgesteld, maar niettemin het handhavingsverzoek in zoverre afgewezen en conform het interventiebeleid van de NVWA voor deze overtredingen volstaan met het opleggen van een schriftelijke waarschuwing aan ieder van hen.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,- aan appellante te vergoeden;
€ 1.496,-.
mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. I.S. Post, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.
(…)
(…)
(…)
Wet dieren
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de uitvoering van bindende onderdelen van EU-rechtshandelingen over het doden, het bedwelmen, het fixeren, het onderbrengen en het verplaatsen van dieren.