Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2020 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De knelgevallenregeling
Anders dan appellant stelt, hoefde verweerder niet na te gaan wat de dieraantallen zouden zijn geweest als de bijzondere omstandigheid zich niet had voorgedaan. Het wetsartikel maakt het verhogen van het referentieaantal mogelijk door het vervroegen van het peilmoment. Zoals het College eerder heeft geoordeeld – onder meer in de uitspraken van ECLI:NL:CBB:2018:598 en ECLI:NL:CBB:2018:599 – biedt de knelgevallenregeling verweerder niet de mogelijkheid rekening te houden met beoogde, maar niet gerealiseerde groei van de veestapel. Dit betekent dat de door appellant gemelde bijzondere omstandigheid geen knelgeval is als bedoeld in artikel 12 van de Regeling.
In zijn beroepschrift heeft appellant gesteld dat naast dierziekte ook sprake is geweest van de bijzondere omstandigheid “verbouwing”. Appellant heeft deze bijzondere omstandigheid niet vóór 1 april 2017 als uiterste datum voor melding van een knelgeval binnen de Regeling gemeld. Aan de toepassingsvoorwaarde van artikel 12, derde lid, van de Regeling is daarom voor zover het gaat om de bouwwerkzaamheden niet voldaan. Bovendien waren de bouwwerkzaamheden op 2 juli 2015 nog niet begonnen, zodat ook deze omstandigheid niet kon leiden tot het aannemen van een knelgeval.
Het betoog slaagt niet.
De individuele en buitensporige last
Deze beroepsgrond slaagt niet.
Slotsom
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen de uitspraak te ondertekenen