In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 november 2020, zaaknummer 19/645, is het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van zijn fosfaatrecht door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het College oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat het lagere fosfaatrecht op de peildatum het gevolg was van de aanleg van een infrastructureel project. De fluctuaties in de dieraantallen gedurende 2013 en 2014 waren niet voldoende om aan te tonen dat de daling van het aantal dieren op de peildatum direct verband hield met de werkzaamheden. Appellant ontving echter wel een schadevergoeding van € 1.000,- wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, aangezien de behandeling van het bezwaar en beroep langer had geduurd dan wettelijk toegestaan. Het College heeft de schadevergoeding verdeeld tussen verweerder en de Staat, waarbij verweerder € 727,27 en de Staat € 272,73 aan appellant moest betalen. Tevens werd het betaalde griffierecht aan appellant vergoed.