ECLI:NL:CBB:2020:82
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Fosfaatrechtenvaststelling en de gevolgen voor melkveehouderij in het licht van artikel 1 van het Eerste Protocol
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 februari 2020, zaaknummer 18/2360, staat de fosfaatrechtenvaststelling centraal. Appellante, een melkveebedrijf, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld op 10.803 kg. Appellante betoogt dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EP), omdat het haar ongestoord genot van eigendom aantast en leidt tot een individuele en buitensporige last. De minister heeft echter gesteld dat de keuze om met eigen aanwas te groeien een ondernemerskeuze is, waarvan de gevolgen voor risico en rekening van appellante komen. Het College overweegt dat niet iedere vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De uitspraak benadrukt dat de appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat het fosfaatrechtenstelsel een individuele en buitensporige last op haar legt. Het College concludeert dat het bestreden besluit, hoewel niet deugdelijk gemotiveerd, niet tot een andere uitkomst zou hebben geleid en verklaart het beroep ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante en dient het betaalde griffierecht te worden vergoed.