Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 19/1102
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2020 in de zaak tussen
[naam], te [plaats] , gemeente [gemeente] , appellante
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
.
Beoordeling van het beroep
Hoewel appellante geen beroep heeft gedaan op deze knelgevallenregeling, heeft verweerder in het kader van het beroep op artikel 1 van het EP onderzocht of is voldaan aan de 5%-voorwaarde. Dat is niet het geval, omdat bij de bepaling of is voldaan aan die voorwaarde geen rekening kan worden gehouden met beoogde, maar niet gerealiseerde groei van de veestapel. Hoe betreurenswaardig het ongeluk ook is, verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat, nu de wetgever voor bijzondere omstandigheden zoals ziekte een voorziening heeft getroffen in de Regeling en appellante niet voldoet aan alle voorwaarden om daarvoor in aanmerking te komen, die omstandigheid op zichzelf bezien niet voldoende is om een individuele en buitensporige last aan te nemen.
Het College begrijpt dat appellante financieel stevig wordt geraakt door de tenuitvoerlegging van de Regeling. Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit evenwel voort dat verweerder appellante de risico’s die zijn verbonden aan haar investeringsbeslissingen mag laten dragen.
Het betoog faalt.