ECLI:NL:CBB:2020:693
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.L. Verbeek
- M. Khababi
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel in relatie tot de Meststoffenwet en het Europees recht
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 13 oktober 2020, zaaknummer 18/2989, werd het fosfaatrecht van appellante, een melkveehouderij, vastgesteld op basis van de Meststoffenwet. Appellante had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht werd vastgesteld. De appellante betoogde dat het fosfaatrechtenstelsel in strijd was met de Nitraatrichtlijn en dat het stelsel ongeoorloofde staatssteun opleverde. Het College oordeelde dat het betoog faalde, omdat het fosfaatrechtenstelsel op regelingsniveau verenigbaar is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP). Het College weegt alle betrokken belangen van het individuele geval bij de beoordeling of de last voor de melkveehouder buitensporig is. In dit geval was het van belang dat appellante niet kon aantonen dat zij op de peildatum beschikte over alle benodigde vergunningen voor de uitbreiding van haar bedrijf. Het College concludeerde dat niet ieder vermogensverlies als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last vormt. De uitspraak benadrukt dat de investeringen van appellante, die zij had gedaan in de periode voorafgaand aan de peildatum, voor haar risico zijn. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College zag geen reden voor een proceskostenveroordeling.