Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2020 in de zaak tussen
(gemachtigde: P.J. Houtsma),
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
(gemachtigde: mr. J.G. Biesheuvel).
Procesverloop
.
Overwegingen
Inleiding
Ingevolge artikel 12, tweede lid, van de Regeling kan verweerder, indien de houder meldt en aantoont dat het referentieaantal minimaal 5% lager is door bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de houder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van melkveestallen, op zijn verzoek het referentieaantal bepalen aan de hand van het aantal runderen dat voor de intreding van deze buitengewone omstandigheden is geregistreerd.
Besluitvorming
Verweerder heeft dit standpunt in het bestreden besluit gehandhaafd en daaraan toegevoegd dat appellante de bedrijfsoverdracht niet op de in artikel 12 van de Regeling voorgeschreven wijze heeft gemeld en dat appellante deze melding uiterlijk 1 maand na de bedrijfsoverdracht had moeten doen.
Beroepsgronden
Verder betoogt appellante dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij geen beroep kan doen op artikel 12, tweede lid, van de Regeling. Volgens appellante kan uit het eerste lid worden afgeleid dat de houder het referentieaantal van het beëindigde bedrijf kan overnemen “als had de gestopte veehouder zelf de aanvraag gedaan”, en kan de houder daarom ook om toepassing van het tweede lid verzoeken in verband met een bijzondere omstandigheid die zich op het beëindigde bedrijf heeft voorgedaan.
Tot slot betoogt appellante dat verweerder, gezien haar specifieke situatie, in ieder geval reden had moeten zien de opgelegde geldsom met toepassing van artikel 13, derde lid, van de Landbouwwet, te verlagen naar nihil dan wel te matigen. Door dit niet te doen en dit zelfs niet aan te stippen in het bestreden besluit, is sprake van een onzorgvuldig besluit, aldus appellante.
Standpunt verweerder
Verder stelt verweerder dat, wanneer sprake is van een bedrijfsoverdracht, het nieuwe bedrijf in beginsel geen aanspraak kan maken op de knelgevallenregeling als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Regeling, tenzij tenminste één van de oorspronkelijke ondernemers nog zeggenschap heeft in het nieuwe bedrijf.
Tot slot stelt verweerder dat niet aan het verzoek van appellante om toepassing van artikel 13, derde lid, van de Landbouwwet kan worden tegemoetgekomen, alleen al omdat appellante geen stukken heeft aangeleverd waaruit blijkt dat in haar geval sprake is van een uitzonderlijke situatie, die disproportioneel uitpakt.
Beoordeling
.In het kader van definitieve geschilbeslechting ziet het College aanleiding hierop in te gaan.