ECLI:NL:CBB:2020:104
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep op knelgevallenregeling in fosfaatrechten vastgesteld door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en een vennootschap onder firma, appellante, betreffende de vaststelling van fosfaatrechten. Appellante had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, waarin het fosfaatrecht was vastgesteld op 2.844 kg, en het bezwaar van appellante kennelijk ongegrond was verklaard. Appellante voerde aan dat er buitengewone omstandigheden waren die niet in aanmerking waren genomen, zoals het overlijden van de echtgenoot en vader van de maten, gezondheidsproblemen en de uitbraak van de dierziekte IBR. De minister had deze omstandigheden niet als relevant beschouwd voor de vaststelling van de fosfaatrechten.
Het College oordeelde dat het beroep op de knelgevallenregeling faalde omdat appellante niet had aangetoond dat de omstandigheden een verlaging van de fosfaatrechten van minimaal vijf procent hadden veroorzaakt. Het College volgde de minister in zijn standpunt dat er geen causaal verband was tussen het overlijden van de vader en echtgenoot en de afvoer van vee. Bovendien was appellante pas na het overlijden opgericht, waardoor er geen zeggenschap was over de eenmanszaak van de vader. Ook de gezondheidsproblemen en de uitbraak van IBR werden niet als voldoende onderbouwd beschouwd om de knelgevallenregeling toe te passen.
De uitspraak concludeerde dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk werd verklaard en het beroep tegen het vervangingsbesluit ongegrond werd verklaard. Tevens werd bepaald dat het door appellante betaalde griffierecht werd vergoed en dat de minister in de proceskosten van appellante werd veroordeeld.