ECLI:NL:CBB:2019:334
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en knelgevallenregeling in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante, een vennootschap onder firma, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht, dat door de minister was vastgesteld op 10.503 kilogram, en voerde aan dat de toepassing van het fosfaatrechtenstelsel in haar geval leidde tot een individuele en buitensporige last. Dit zou het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden die niet door de minister waren erkend, met name de overname van een bedrijf dat door ziekte en overlijden van de vorige eigenaar in een moeilijke situatie verkeerde.
De minister had eerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante beroep instelde. Tijdens de zitting op 21 juni 2019 werd appellante vertegenwoordigd door haar vennoten, bijgestaan door een gemachtigde. De minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. Het College overwoog dat de knelgevallenregeling, die appellante aanvoerde, niet van toepassing was omdat de overname van het bedrijf door derden had plaatsgevonden en de oorspronkelijke eigenaar geen zeggenschap meer had. Het College concludeerde dat de minister op juiste wijze het fosfaatrecht had vastgesteld en dat er geen strijd was met de rechtszekerheid, het vertrouwensbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.