ECLI:NL:CBB:2020:565

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
17 augustus 2020
Zaaknummer
19/801
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor extra betalingsrechten uit de Nationale Reserve voor landbouwpercelen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in het geschil tussen Maatschap [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had een aanvraag ingediend voor extra betalingsrechten uit de Nationale Reserve voor vier percelen landbouwgrond, waarvoor in de jaren 2015, 2016 en 2017 geen betalingsrechten waren toegekend. De minister had deze aanvraag afgewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, omdat de percelen niet waren uitgesloten van steunverlening op grond van een provinciale natuurbeheerplankaart. Appellante had geen bezwaar gemaakt tegen de eerdere besluiten en voldeed niet aan de voorwaarden voor de herstelmogelijkheid die de wetgever had getroffen. Tijdens de zitting op 4 augustus 2020 is het standpunt van de appellante toegelicht door haar gemachtigden, maar het College oordeelde dat de aanvraag niet kon worden ingewilligd. De uitspraak benadrukt dat de wetgeving strikte voorwaarden stelt aan de toewijzing van betalingsrechten en dat de appellante niet aan deze voorwaarden voldeed. Het beroep is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/801

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 augustus 2020 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] , te [plaats] , appellante,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigden: mr. M. van der Zwaard en mr. M.M.J. Hunting).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2018 heeft verweerder geweigerd appellante betalingsrechten voor een viertal percelen toe te wijzen uit de Nationale Reserve op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling).
Bij besluit van 16 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Aan de zitting hebben deelgenomen de maat van appellante [naam 2] en de gemachtigden van verweerder.

Overwegingen

1. Appellante teelt op vier percelen heesters en sierbloemen in de volle grond. In 2015 zijn voor deze percelen geen betalingsrechten toegekend. Appellante heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt en hiervoor geen aanvraag ingediend voor 2016 en 2017.
2. Appellante heeft op 24 april 2018 verweerder verzocht voor deze vier percelen betalingsrechten uit de nationale reserve toe te wijzen. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat, anders dan appellante blijkens de door haar ingediende gecombineerde opgave stelt, deze percelen in 2015, 2016 en 2017 niet vanwege een provinciale natuurbeheerplankaart van steunverlening waren uitgesloten.
3. Aanvankelijk bepaalde artikel 2.10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling dat gronden die door de provincies zijn aangeduid met één van de in bijlage 1 genoemde natuurbeheertypen, werden gezien als “areaal dat overwegend voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt”. In bijlage 1 stonden natuurbeheertypen (een N-code), zoals duin- en kwelderlandschap, rivier, moeras, en schor of kwelder. Deze bepaling is door de wetgever met terugwerkende kracht geschrapt, nadat het College op 11 juli 2017 (ECLI:NL:CBB:2017:212) het gebruik van deze natuurbeheerplankaarten bij beslissingen over de toekenning van betalingsrechten afwees. Volgens het College geven deze kaarten namelijk geen duidelijkheid over het feitelijk gebruik van het areaal.
4. Vanwege deze uitspraak heeft de wetgever een herstelmogelijkheid getroffen. In de gecombineerde opgave konden landbouwers in 2018 uit de nationale reserve betalingsrechten aanvragen. Op grond van artikel 2.9, tweede lid, aanhef en onder d, van de Uitvoeringsregeling wijst de minister, voor zover van belang, die betalingsrechten toe
“voor (…) areaal waarvoor in 2015, 2016 of 2017 geen betalingsrechten zijn toegekend omdat het areaal was uitgesloten op grond van artikel 2.10, tweede lid, onderdeel a, zoals dat artikel luidde tot 1 januari 2018, en dat alsnog als subsidiabele hectare (…) kan worden aangemerkt, mits de landbouwer aantoont dat deze arealen in werkelijkheid als landbouwgrond wordt gebruikt”.
5. De Uitvoeringsregeling stelt daarmee als voorwaarde voor de toewijzing dat het perceel van steunverlening was uitgesloten, omdat de provincie er een N-code aan had gegeven. De vier percelen hadden niet zo’n code en dus voldoet appellante niet aan deze eis. De Uitvoeringsregeling biedt dan geen ruimte om haar aanvraag in te willigen.
6. Het voorgaande betekent ook dat de bevindingen over de vier percelen, zoals vastgelegd in een rapport van 29 juni 2018 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, in deze procedure geen rol kunnen spelen.
7. Het beroep is daarom ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. R.C. Stam en mr. H.L. van der Beek, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.
De voorzitter is verhinderd De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen. de uitspraak te ondertekenen.