ECLI:NL:CBB:2020:528
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vastgesteld op basis van Meststoffenwet na vernieling jongveestal
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een melkveehouder en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van het fosfaatrecht. De appellant, een melkveehouder uit Groningen, had te maken met schade door aardbevingen en stormen, wat leidde tot de vernieling van zijn jongveestal. Hierdoor moest hij jongvee uitschalen, wat invloed had op zijn fosfaatrechten. De minister had het fosfaatrecht vastgesteld op basis van het aantal dieren dat op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig was, maar de appellant betwistte deze vaststelling en stelde dat hij recht had op een hogere toekenning van fosfaatrechten op basis van de knelgevallenregeling.
Tijdens de zitting op 15 juni 2020 werd duidelijk dat partijen het erover eens waren dat de vernieling van de jongveestal het fosfaatrecht van de appellant minimaal 5% had verlaagd. Het College oordeelde dat de minister het fosfaatrecht moest verhogen, maar er was onenigheid over de hoogte van de verhoging. Het College stelde vast dat het gebruik van verschillende peildata voor melkkoeien en jongvee gerechtvaardigd was, gezien de omstandigheden. Uiteindelijk oordeelde het College dat het fosfaatrecht moest worden vastgesteld op 9.907 kg, met een proceskostenveroordeling van € 2.100,- voor de minister.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de knelgevallenregeling in situaties waar boeren door buitengewone omstandigheden, zoals vernielingen door aardbevingen, in de problemen komen met hun fosfaatrechten. Het College heeft de minister veroordeeld in de proceskosten en het betaalde griffierecht aan de appellant te vergoeden. Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van de Meststoffenwet en de toepassing van de knelgevallenregeling.