ECLI:NL:CBB:2020:523
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van het fosfaatrechtenstelsel en de gevolgen voor een melkveehouderij
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 augustus 2020, zaaknummer 18/2842, staat de beoordeling van het fosfaatrechtenstelsel centraal. Appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin het fosfaatrecht van appellante is vastgesteld. De minister heeft het fosfaatrecht vastgesteld op 5.265 kg, gebaseerd op de dieraantallen op 2 juli 2015. Appellante stelt dat het fosfaatrechtenstelsel haar een individuele en buitensporige last oplegt, vooral omdat zij aanzienlijke investeringen heeft gedaan voor de uitbreiding van haar bedrijf en de verplaatsing naar een nieuwe locatie. Het College overweegt dat hoewel appellante financieel geraakt wordt door het fosfaatrechtenstelsel, dit op zichzelf niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van een buitensporige last. Het College wijst erop dat de beslissing om te verplaatsen en uit te breiden een ondernemerskeuze was, en dat appellante de risico's van deze keuze zelf draagt. De verplaatsing was niet gedwongen, en er was geen bedrijfseconomische noodzaak voor de omvang van de uitbreiding. Het College concludeert dat de belangen van het fosfaatrechtenstelsel, dat gericht is op milieu- en volksgezondheidsbescherming, zwaarder wegen dan de belangen van appellante. Het beroep wordt ongegrond verklaard, maar het College bepaalt dat het griffierecht aan appellante wordt vergoed en dat verweerder in de proceskosten wordt veroordeeld.