Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, (de minister)
[naam 1] V.O.F., te [plaats] , ( [naam 1] )
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Kijkend naar de directe gevolgen van de overtreding die hier aan de orde is, dan is niet in geschil dat eiseres de wachttermijnen van de medicijnen in acht heeft genomen alvorens de koe ter slacht aan te bieden en dat de koe is goedgekeurd voor menselijke consumptie. Voorts heeft de minister niet (gemotiveerd) gesteld dat desondanks in dit concrete geval de overtreding wel concrete gevolgen voor de volksgezondheid heeft gehad. Gelet op het voorgaande is voor de rechtbank voldoende aannemelijk dat de risico’s of gevolgen van het onjuist invullen van het VKI-formulier voor de volksgezondheid in dit concrete geval gering zijn of ontbreken. Naar het oordeel van de rechtbank had de minister dan ook, gelet op artikel 2.3, aanhef en onder a, van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, aanleiding moeten zien de boete te halveren.”
Ontvankelijkheid
Beoordeling van het hoger beroep van de minister
Het incidenteel hoger beroep van [naam 1]
Beslissing
- bevestigt de aangevallen uitspraak.
- bepaalt dat van de minister een griffierecht van € 519,- wordt geheven.