In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 juni 2020, zaaknummer 19/151, staat de weigering van de minister van Economische Zaken en Klimaat om een EIA-verklaring af te geven voor de aanschaf van een klimaatcomputer voor aardbeienteelt onder glas centraal. Appellante, een B.V. die zich richt op de aardbeienteelt, had op 18 juni 2018 een aanvraag ingediend voor de EIA-verklaring, maar deze werd op 21 november 2018 afgewezen. De minister stelde dat de aanvraag was afgewezen omdat er sprake was van uitbreiding van een bestaand proces, wat volgens de regelgeving als een nieuw proces werd aangemerkt. Dit betekende dat de referentie voor energiebesparing niet kon worden vastgesteld op basis van de historische situatie, maar op basis van het gemiddeld gangbare energiegebruik bij nieuwe processen.
Appellante betwistte deze beslissing en voerde aan dat er geen sprake was van een nieuw proces, omdat de productiecapaciteit van de kas gelijk was gebleven na de overname. De klimaatcomputer was al aanwezig en werd enkel vervangen. Het College oordeelde echter dat de minister op goede gronden had geweigerd de EIA-verklaring af te geven. Het College concludeerde dat de aanschaf van de nieuwe klimaatcomputer niet los kon worden gezien van de omschakeling naar aardbeienteelt en dat de referentie voor energiebesparing correct was vastgesteld op basis van de gangbare voorzieningen in de sector.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regelgeving omtrent de EIA-verklaring en de criteria die daarbij gelden. Het College verklaarde het beroep van appellante ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan tegen deze uitspraak.