ECLI:NL:CBB:2020:416
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Bemonstering en fosfaattoestand van grasland in het kader van de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de bemonstering van 2,77 hectare grasland (percelen 18 en 19) en de vraag of deze percelen als fosfaatarm/-fixerend kunnen worden aangemerkt. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de indeling van de percelen door de verweerder, die deze had ingedeeld in de categorie laag, en had verzocht om een hogere fosfaatgebruiksnorm toe te passen. Het College oordeelde dat de appellant de bemonsteringsmethode niet had gevolgd zoals voorgeschreven in de Uitvoeringsregeling van de Meststoffenwet, waardoor niet kon worden vastgesteld dat de fosfaattoestand van de bodem fosfaatarm/-fixerend was. De verweerder had het fosfaatrecht van de appellant terecht vastgesteld en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen sprake was van herroeping van het primaire besluit. Het College verklaarde het beroep ongegrond, maar bepaalde dat het griffierecht aan de appellant moest worden vergoed en dat de verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld.