In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, die pootaardappelen wilde telen, en de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK). De NAK had de pootaardappelen van de appellant afgekeurd omdat er geen AM-vrijverklaring was afgegeven voor het perceel waarop de aardappelen gepoot waren. De appellant had eerder een aanvraag voor een AM-vrijverklaring ingediend, maar deze was niet tijdig goedgekeurd, waardoor de NAK niet kon overgaan tot kwaliteitskeuring van de pootaardappelen. De appellant voerde aan dat de NAK ten onrechte de aanvraag voor AM-onderzoek had genegeerd en dat de afkeuring van de pootaardappelen onterecht was, omdat het perceel op het moment van poten vrij was van AM. Het College oordeelde dat de NAK terecht had afgekeurd, omdat de AM-vrijverklaring ontbrak en dat de NAK niet verantwoordelijk was voor de vertraging in de besluitvorming van de NVWA. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van tijdige aanvragen voor AM-vrijverklaringen en de verantwoordelijkheden van keuringsinstanties in het kader van de Zaaizaad- en plantgoedwet.