ECLI:NL:CBB:2020:146
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van de Taxxxivergunning van een taxichauffeur in Amsterdam na intrekking van de lijnbusbaanontheffing
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 maart 2020 uitspraak gedaan over de intrekking van de Taxxxivergunning van een taxichauffeur in Amsterdam. De appellant, werkzaam als taxichauffeur, had een Taxxxivergunning en een ontheffing voor medegebruik van de lijnbusbaan. De intrekking van de ontheffing op 19 december 2017 leidde tot de intrekking van de Taxxxivergunning, zoals bepaald in artikel 2.17 van de Taxiverordening Amsterdam. De appellant heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, maar het College oordeelde dat de intrekking van de Taxxxivergunning rechtmatig was. De appellant voerde aan dat de Taxiverordening onverbindend was wegens strijd met artikel 11 van het EVRM, maar het College volgde deze redenering niet en verwees naar eerdere uitspraken waarin deze kwestie al was behandeld.
Het College concludeerde dat de intrekking van de Taxxxivergunning geen 'criminal charge' was in de zin van artikel 6 EVRM, en dat de appellant niet in zijn levensonderhoud werd benadeeld, aangezien hij ook zonder Taxxxivergunning als taxichauffeur kon blijven werken. De beroepsgrond dat de intrekking van de ontheffing onrechtmatig was, werd eveneens verworpen, omdat deze in rechte vaststond. Het College verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.