ECLI:NL:CBB:2019:581
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Stam
- T. Pavićević
- I.M. Ludwig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het TTO-systeem in Amsterdam en de implicaties voor taxichauffeurs
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 november 2019, zaaknummer 18/151, staat de intrekking van de Taxxxivergunning van een zelfstandig taxichauffeur centraal. De appellant, die was aangesloten bij een Toegelaten Taxi Organisatie (TTO), kreeg zijn vergunning ingetrokken omdat hij niet meer voldeed aan de vereisten van de Taxiverordening Amsterdam 2012. De gemeente Amsterdam had de vergunning ingetrokken na de opzegging van de aansluitingsovereenkomst door de TTO. De appellant voerde aan dat de verplichte aansluiting bij een TTO in strijd was met zijn rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met name artikel 11, dat de vrijheid van vereniging waarborgt.
Het College oordeelde dat de keuze van de Amsterdamse gemeenteraad voor het TTO-systeem niet in strijd is met artikel 11 van het EVRM. Het systeem is noodzakelijk en proportioneel, gezien de problemen op de Amsterdamse taximarkt, zoals lage kwaliteit van taxivervoer en agressief gedrag van chauffeurs. Het College concludeerde dat de invoering van het TTO-systeem binnen het toepassingsbereik van artikel 11 valt, maar dat de inbreuk op de vrijheid van vereniging gerechtvaardigd is in het belang van de bescherming van de rechten van anderen.
De beroepsgronden van de appellant werden verworpen, en het College verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de invoering van reguleringen in de taximarkt en bevestigt dat de overheid een ruime beoordelingsruimte heeft bij het vaststellen van maatregelen die nodig zijn in een democratische samenleving.