ECLI:NL:CBB:2020:138

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
19/625
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een raadsheer in een bestuursrechtelijke procedure tegen de Kamer van Koophandel

In deze zaak hebben verzoekers op 5 februari 2020 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. H.S.J. Albers, lid van de enkelvoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, in de procedure tegen de Kamer van Koophandel (KvK). Verzoekers voerden aan dat zij onvoldoende spreektijd hadden gekregen en dat de raadsheer hen in hun verdedigingsbelang had geschaad door de zitting te beperken tot de elementen van het besluit, terwijl hun zaak breder was. De raadsheer had hen 10 minuten spreektijd gegeven, terwijl zij 30 minuten nodig achtten. Verzoekers stelden dat deze beperking leidde tot rechtsongelijkheid ten opzichte van andere rechtssystemen in Nederland.

Tijdens de wrakingszitting op 20 februari 2020 heeft de raadsheer zijn beslissing verdedigd, stellende dat de spreektijd vooraf was vastgesteld en dat verzoekers geen verzoek om meer tijd hadden ingediend. Het College overwoog dat de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek was gebaseerd, bekend waren geworden tijdens de zitting van 5 februari 2020. Het College concludeerde dat de procesbeslissingen van de raadsheer niet als partijdig of vooringenomen konden worden aangemerkt. Het verzoek om wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet.

De beslissing werd openbaar uitgesproken op 27 februari 2020, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 19/625

beslissing op het wrakingsverzoek van

[naam 1], te [plaats] , stellende te handelen namens [naam 2] , en
[naam 3], te [plaats] ,
(verzoekers)

Procesverloop

Ter zitting van 5 februari 2020 hebben verzoekers een verzoek gedaan tot wraking van het lid van de enkelvoudige kamer van het College, mr. H.S.J. Albers (de raadsheer), in de zaak 19/625 tussen verzoekers en de Kamer van Koophandel (de KvK).
Bij brief van 5 februari 2020 is de raadsheer verzocht te berichten of hij al dan niet in de wraking berust.
Bij brief van 6 februari 2020 heeft de raadsheer te kennen gegeven niet in de wraking te berusten.
Bij e-mails van 13 en 14 februari 2020 hebben verzoekers gereageerd op de uitnodiging voor de zitting van de wrakingskamer en het hun toegestuurde proces-verbaal van de zitting van 5 februari 2020.
Het College heeft het verzoek behandeld ter zitting van 20 februari 2020, waar verzoeker [naam 1] en de raadsheer zijn verschenen.

Overwegingen

1.1.
Aan het wrakingsverzoek ter zitting van 5 februari 2020 hebben verzoekers blijkens het van die zitting opgemaakte uittreksel uit het proces-verbaal ten grondslag gelegd dat zij van oordeel zijn dat partijen meer dan voldoende ruimte moeten hebben om hun standpunten uiteen te zetten en dat in geïntegreerde rechtbanken een gelijksoortig systeem dient te bestaan van gelijke procesbehandeling.
1.2.
Tijdens de wrakingszitting hebben verzoekers aan de hand van een pleitnota hun verzoek toegelicht. Zij hebben de voorgeschiedenis van hun zaak tegen de KvK beschreven en aangevoerd dat de raadsheer de grenzen van die rechtsstrijd inhoudelijk heeft beperkt door tijdens die zitting te zeggen dat het geding uitsluitend zou moeten gaan over de elementen van het besluit en dat alle andere argumenten slechts ondersteunend kunnen zijn, terwijl hun zaak over meer gaat. Hierdoor zijn zij in hun verdedigingsbelang geschaad. Voorts stellen verzoekers dat de spreektijd van 10 minuten die zij tijdens die zitting van 5 februari 2020 hebben gekregen te weinig was, omdat zij 30 minuten nodig hadden. Deze beperking van de spreektijd creëert rechtsongelijkheid tot andere rechtssystemen binnen het stelsel van geïntegreerde rechtbanken; andere rechtscolleges in Nederland hanteren geen beperking in spreektijd en ook het procesreglement en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geven daarover geen regels. Het feit dat het College een dergelijke beperking van de spreektijd hanteert maakt dat rechtsongelijkheid ontstaat. Door de beperking van de spreektijd tot 10 minuten zijn verzoekers, gelet op de complexiteit van de zaak, in hun verdedigingsbelang geschaad. Omdat zij onvoldoende spreektijd kregen hebben verzoekers als compromis voorgesteld om de zitting te schorsen en hen in de gelegenheid te stellen de pleitnota als akte te overleggen, waarop de KvK dan kan reageren. Dit aanbod werd door de raadsheer resoluut van de hand gewezen, terwijl deze voorts aangaf dat de met deze discussie gemoeide tijd in mindering zou komen op de spreektijd. Vanwege het verzet van de KvK tegen dit aanbod en de interactie tussen de raadsheer en de KvK ontstond bij verzoekers de indruk dat tussen de raadsheer en de KvK vooroverleg had plaatsgevonden om verzoekers de mond te snoeren. Ook in zoverre zijn verzoekers in hun verdedigingsbelang geschaad.
2. De raadsheer heeft, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Zijn besluit om verzoekers geen 30 minuten spreektijd te geven, kan niet als vooringenomenheid worden aangemerkt. De geplande zittingsduur was 45 minuten en naast verzoekers krijgen ook de KvK en de derde-belanghebbenden de gelegenheid om hun standpunten op die zitting uiteen te zetten. Aan verzoekers is bij de uitnodiging voor de zitting meegedeeld dat zij 5 minuten spreektijd hebben. De spreektijd is ter zitting uitgebreid tot 10 minuten. Dat hij bepaalde onderwerpen zou hebben uitgesloten, is niet vermeld in de wrakingsgronden. Die zien op de spreektijd. Hij heeft verzoekers geadviseerd goed gebruik te maken van die 10 minuten. Anders dan in dat licht moet zijn opmerking daarover niet gezien worden. Verzoekers hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om voorafgaand aan de zitting om meer spreektijd te vragen of om tot tien dagen voor de zitting aanvullende stukken, als bijvoorbeeld een pleitnota, in te dienen. Hij heeft ter zitting niet gezegd dat de discussie over de spreektijd, die twaalf minuten heeft geduurd, van de spreektijd wordt afgetrokken.
3. Het College overweegt als volgt.
3.1.
Artikel 8:15 van de Awb bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Ingevolge artikel 8:16, eerste lid, van de Awb moet een verzoek om wraking worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Het College stelt vast dat de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek ziet bij verzoekers tijdens de zitting van 5 februari 2020 bekend zijn geworden en dat het verzoek erop neerkomt dat verzoekers onvoldoende spreektijd hebben gekregen en de raadsheer hun verzoek om aanhouding van de zaak ten onrechte heeft afgewezen. Wat verzoekers verder ter zitting van de wrakingskamer hebben aangevoerd, waaronder de gestelde interactie tussen de raadsheer en de KvK, is niet (tijdig) aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd en maakt daarom geen deel uit van dat wrakingsverzoek.
3.3.
De beslissing van de raadsheer om verzoekers niet meer spreektijd te geven en in het verlengde hiervan die om de behandeling van de zaak niet aan te houden, zijn procesbeslissingen. De vraag of die procesbeslissingen al dan niet juist zijn, staat niet ter beoordeling in de wrakingsprocedure, nu een wrakingsverzoek niet is bedoeld als rechtsmiddel tegen de inhoud van dergelijke procesbeslissingen. Dergelijke beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich, dan wel in onderlinge samenhang bezien, een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat daaruit blijkt van partijdigheid van de raadsheer die de betrokken beslissingen heeft genomen (zie de beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 januari 2020, ECLI:NL:RVS: 2020:331). Daarvan is in dit geval niet gebleken. In de uitnodigingsbrief voor de zitting van 5 februari 2020 is vermeld dat voor verzoekers ter zitting in de eerste termijn een spreektijd is gereserveerd van 5 minuten. Het vooraf bekend maken van de spreektijd is een vaste werkwijze van het College, waaruit niet volgt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Verzoekers hebben bovendien voorafgaand aan de zitting geen verzoek om langer te mogen spreken ingediend, terwijl zij ter zitting van 5 februari 2020 10 minuten spreektijd hebben gekregen.
4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat in wat verzoekers hebben aangevoerd geen grond wordt gevonden voor het oordeel dat de raadsheer partijdig of vooringenomen is, dan wel dat een bij verzoekers bestaande vrees voor partijdigheid van de raadsheer objectief gerechtvaardigd is. Het verzoek om wraking wordt dan ook afgewezen.

Beslissing

Het College
- wijst het wrakingsverzoek af;
- beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Aldus genomen door mr. S.C. Stuldreher, mr. H.O. Kerkmeester en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. J.W.E. Pinckaers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken 27 februari 2020.
w.g. S.C. Stuldreher w.g. J.W.E. Pinckaers
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, van de Awb, geen rechtsmiddel open.