ECLI:NL:CBB:2020:109
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluiten inzake betalingsrechten GLB en de toepassing van artikel 4:6 Awb
In deze zaak hebben appellanten, [naam 1] en [naam 2], beroep ingesteld tegen de besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin hun verzoek om herziening van eerdere besluiten inzake betalingsrechten op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB werd afgewezen. De besluiten waar het om gaat zijn genomen op 14 april 2016, 31 mei 2016 en 17 december 2016, en zijn in rechte onaantastbaar geworden. Appellanten hebben in maart 2018 verzocht om herziening, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren aangedragen. De minister heeft in zijn besluiten gewezen op het onherroepelijke karakter van de eerdere besluiten en de noodzaak om rechtszekerheid te waarborgen.
Tijdens de zitting op 3 december 2019 hebben appellanten hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat de minister hen onterecht minder betalingsrechten heeft toegekend dan aangevraagd. Appellanten voerden aan dat de minister niet had gekeken naar de feitelijke situatie van hun percelen en dat de afwijzing van hun verzoek om herziening evident onredelijk was. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat de minister terecht had gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren en dat de eerdere besluiten niet herzien hoefden te worden. Het College benadrukte dat de rechtszekerheid voorop staat en dat appellanten de mogelijkheid hadden om tegen de eerdere besluiten rechtsmiddelen aan te wenden, wat zij niet hadden gedaan.
Uiteindelijk heeft het College de beroepen van appellanten ongegrond verklaard, met de conclusie dat de minister het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen. De uitspraak is gedaan op 25 februari 2020.