1.2Op grond van artikel 72, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit) verhoogt verweerder op verzoek van een landbouwer met een nieuw gestart bedrijf het fosfaatrecht. In het tweede lid van dat artikel is bepaald dat een nieuw gestart bedrijf een bedrijf is dat aantoonbaar onder meer beschikt over een voor de peildatum aan de landbouwer verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een bedrijf voor het houden van melkvee of over een voor de peildatum door de landbouwer ingediende melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer voor het houden van melkvee (sub a) en geen aanspraak maakt op fosfaatrechten in verband met een overname van een beëindigd bedrijf in de periode tussen de peildatum en 1 januari 2018 (sub e).
2. Appellante kocht op 29 mei 2015 een kaal opgeleverde boerderij met een daarop rustende revisievergunning verleend op 7 juli 2005 op grond van de Wet milieubeheer voor het houden van 455 melk- en kalfkoeien en in totaal 50 stuks jongvee. Appellante heeft op 30 maart 2015 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd, die op 17 juli 2015 is verleend voor het houden van 130 melk- en kalfkoeien en in totaal 73 stuks jongvee. Op de peildatum waren op het bedrijf van appellante aanwezig 41 melk- en kalfkoeien, 18 stuks jongvee jonger dan 1 jaar en 29 stuks jongvee van 1 jaar en ouder.
3. Verweerder heeft het fosfaatrecht van appellante vastgesteld op 2.411 kg en is daarbij uitgegaan van de dieraantallen die op de peildatum op het bedrijf aanwezig waren. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de melding bijzondere omstandigheden betrokken en het aantal fosfaatrechten gehandhaafd.
4. Appellante stelt dat zij een nieuw gestart bedrijf voert. Zij kocht namelijk op 29 mei 2015 een leegstaande boerderij zonder stalinrichting, zodat zij de nodige bouwwerkzaamheden heeft verricht om er een melkveehouderij te (kunnen) houden. Anders dan verweerder stelt, is er dan ook geen sprake van een bedrijfsovername of doorstart. Daarnaast voert appellante aan dat zij geen fosfaatrechten heeft overgenomen van de verkoper. De rechten waar verweerder op doelt, zijn namelijk haar eigen fosfaatrechten. Appellante meent dat zij voldoet aan het gestelde sub a van artikel 72, eerste lid, van het Uitvoeringbesluit. Tot slot voert appellante aan dat verweerder haar fosfaatrecht moet verhogen op basis van de vergunde dieraantallen en de excretienorm die past bij haar feitelijke melkproductie.
Het standpunt van verweerder
5. Verweerder betwist dat appellante een nieuw gestart bedrijf voert en weigert om die reden verhoging van het fosfaatrecht. Er is haar geen omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van het bedrijf, noch is er een melding gedaan in de zin van artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Appellante heeft een bestaand bedrijf overgenomen inclusief een omgevingsvergunning die ziet op wijziging van de inrichting. Tot slot is verweerder terecht uitgegaan van de dieraantallen die feitelijk aanwezig waren op de peildatum en van de (gemiddelde) melkproductie die is vastgesteld aan de hand van de hoeveelheid melk die appellante in 2015 aan de melkfabriek heeft geleverd.