Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 2] RA( [naam 2] ), te [plaats] ,
het Openbaar Ministerie (OM), functioneel parket Den Bosch,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
(…)
Bij de werkzaamheden die door ons zijn uitgevoerd in het kader van de diverse hiervoor genoemde opdrachten zijn geen afwijkingen aan het licht gekomen ten aanzien van de bijgevoegde beschrijving van de werkwijze van de vermogensbeheer-activiteiten van [naam 5] . Tevens is uit ons onderzoek niet gebleken dat [naam 5] in het kader van vermogensbeheer andere verdiensten heeft dan de door cliënten van [naam 5] betaalde fee.”
(…)
De kwantificeerbare voordelen betreffen (…). Ook (…) en het doorgeven van eventuele retro cessies vallen hieronder.”
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
6 februari 2019 hebben [naam 1] en [naam 2] met betrekking tot de grieven tegen het ontvankelijkheidsoordeel van de accountantskamer aan het College meegedeeld dat zij het verweer dat aan de klacht ten grondslag liggende stukken geheimhouderstukken betreffen waarvan het OM geen gebruik had mogen maken ter onderbouwing van de klacht, handhaven. Op dit betoog heeft het OM zich derhalve wel degelijk kunnen voorbereiden.
Voor zover een onvolledige opsomming van de feiten van invloed blijkt te zijn geweest op de beoordeling van de klacht door de accountantskamer, zal dit aan de orde komen bij de beoordeling van de grieven tegen het desbetreffende onderdeel van de bestreden uitspraak.
Beslissing
mr. W.C.E. Winfield, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 december 2019.