Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van enkelvoudige kamer van 26 november 2019 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant,
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
14 vaarskalveren en 9 nuchtere kalveren zijn geruimd.
1 januari 2013 aangegeven.
1 januari 2013 willekeurig; appellant heeft aangegeven dat in 2012/2013 sprake was van een BVD-uitbraak. Verweerder had gelet hierop moeten beoordelen of appellant op enig moment vóór 2 juli 2015 wel aan de 5%-voorwaarde voldoet. Voor zover appellant niet aan deze voorwaarde voldoet, moet zijn situatie worden aangemerkt als ‘onbillijkheid van overwegende aard’. Volgens appellant is immers sprake van rechtsongelijkheid, indien in het ene geval een knelgevallenvoorziening wordt getroffen voor onevenredig benadeelde ondernemers en in het andere geval niet, terwijl ook appellant onevenredig wordt benadeeld.
2 juli 2015 gelegen alternatieve peildatum. Zoals het College in zijn uitspraak van
9 januari 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:4, onder 5.2) heeft geoordeeld en in zijn uitspraak van 11 juni 2019 (ECLI:NL:CBB:2019:232, onder 4.1) heeft bevestigd, wordt daarbij geen rekening gehouden met op de peildatum (nog) niet gerealiseerde uitbreidingsplannen en wordt een vergelijking gemaakt tussen de bedrijfssituatie op het moment van het intreden van de buitengewone omstandigheid, in dit geval de dierziekte, en de bedrijfssituatie op de peildatum van 2 juli 2015. Daarbij is het aan appellant om aan te tonen wat de alternatieve peildatum moet zijn (vergelijk de uitspraak van het College van 25 juni 2019, ECLI:NL:CBB:2019:246). Over de door verweerder gehanteerde alternatieve peildatum van 1 januari 2013 heeft appellant weliswaar gesteld dat deze willekeurig is gekozen, maar, zoals ter zitting ook besproken, appellant heeft deze datum zelf aangegeven in de melding bijzondere omstandigheden van 30 maart 2018 als aanvangsdatum van de dierziekte op zijn bedrijf. Aangezien appellant ook geen andere alternatieve peildatum heeft aangewezen, is verweerder bij de beoordeling of het reguliere fosfaatrecht van appellant minimaal 5% lager is door dierziekte terecht uitgegaan van de dieraantallen op 1 januari 2013. Dat appellant niet aan de voorwaarden van de knelgevallenregeling voldoet en bijgevolg daarop geen succesvol beroep kan doen, betekent niet dat sprake is van rechtsongelijkheid.