ECLI:NL:CBB:2019:626
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- R.C. Stam
- F. Willems
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrecht vaststelling en knelgevallenregeling in de landbouw
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vennootschap onder firma (V.O.F.) en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, een melkveehouderij, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht door de minister, die op 13 januari 2018 het fosfaatrecht op 1.919 kg heeft vastgesteld. Dit besluit is gebaseerd op de aantallen melk- en kalfkoeien die op 2 juli 2015 op het bedrijf aanwezig waren. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat zij niet als starter kan worden aangemerkt en dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt door de invoering van het fosfaatrechtstelsel.
De minister heeft het bezwaar van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante in beroep ging. Tijdens de zitting op 15 oktober 2019 heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde en een adviseur van Van Wijk Bedrijfsadvies. De minister heeft zijn standpunt verdedigd en aangegeven dat de wet alleen toestaat om uit te gaan van de gemiddelde melkproductie over 2015.
Het College heeft overwogen dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij door het fosfaatrechtenstelsel een buitensporige last ondervindt. De omstandigheden die appellante aanvoert, zoals ziekte van vennoten en de financiële situatie, zijn niet voldoende om aan te nemen dat het fosfaatrecht haar onevenredig raakt. Het College heeft uiteindelijk geoordeeld dat het fosfaatrecht te laag was vastgesteld en heeft het beroep gegrond verklaard. Het College heeft het fosfaatrecht vastgesteld op 1.929 kg en de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante.