ECLI:NL:CBB:2019:527
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep op de knelgevallenregeling in het kader van de Meststoffenwet met betrekking tot fosfaatrechten en individuele lasten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 oktober 2019, zaaknummer 18/2221, wordt het beroep van appellante, een maatschap die melkvee houdt, tegen de vaststelling van haar fosfaatrecht behandeld. Appellante had een vergunning voor 120 melkkoeien, maar had geïnvesteerd in een uitbreiding naar 150 melkkoeien. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had het fosfaatrecht vastgesteld op 5.639 kg, maar appellante stelde dat haar fosfaatrecht minimaal vijf procent lager zou zijn door ziekte op het bedrijf. Het College oordeelt dat de minister terecht is uitgegaan van de dieraantallen op 10 maart 2015, het moment van de ziekte, en niet van de dieraantallen op 2 juli 2015, zoals appellante had bepleit. Het College concludeert dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een individuele en buitensporige last ondervindt als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel. De investeringen van appellante zijn vooruitlopend op een vergunning voor de volledige uitbreiding gedaan, en er is geen bedrijfseconomische noodzaak aangetoond voor de uitbreiding. Het College verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.