ECLI:NL:CBB:2019:447
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen fosfaatrechten en knelgevallenregeling in de Meststoffenwet
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een firma en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de vaststelling van fosfaatrechten. De appellante, een landbouwbedrijf, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister waarin haar fosfaatrecht was vastgesteld op 4.564 kilogram. Dit besluit was gebaseerd op de melkproductie van 2013, een jaar waarin dierziekten op het bedrijf van appellante waren ingetreden. De appellante stelde dat deze gegevens niet representatief waren voor haar bedrijf en dat verweerder ten onrechte niet had gerekend met de gegevens uit 2015, die volgens haar een beter beeld gaven van de situatie.
Het College oordeelde dat de minister bij de berekening van het fosfaatrecht rekening had moeten houden met de bijzondere omstandigheden, zoals de dierziekten. Het College concludeerde dat de minister niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht door uit te gaan van de melkproductie van 2013. Het beroep van appellante werd gegrond verklaard en het vervangingsbesluit werd vernietigd. De minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de uitspraak van het College. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die op € 1.024,- werden vastgesteld.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de vaststelling van fosfaatrechten en de noodzaak om bijzondere omstandigheden in acht te nemen bij de toepassing van de Meststoffenwet. Het College heeft de minister opgedragen om een nieuw besluit te nemen dat recht doet aan de specifieke situatie van het landbouwbedrijf.