In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 juni 2019, zaaknummer 17/1580, staat de toewijzing van betalingsrechten uit de Nationale reserve voor jonge landbouwers centraal. Appellante, een V.O.F. gevestigd in [plaats], heeft in beroep de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangevochten, die haar een aantal betalingsrechten had toegewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit, genomen op 3 februari 2017, kende 3,82 betalingsrechten toe, maar na bezwaar werd dit aantal herzien naar 3,36 betalingsrechten. Appellante was het niet eens met deze herziening en stelde dat de subsidiabele oppervlakte van verschillende percelen te klein was vastgesteld.
Tijdens de zitting op 8 januari 2019 werd de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak, maar later weer gesplitst. Het College heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de indiening van een Gecombineerde Opgave door appellante en de daaropvolgende besluiten van verweerder. De beoordeling van de subsidiabele oppervlakte is uitgevoerd aan de hand van luchtfoto's en GPS-metingen, waarbij verweerder stelde dat de GPS-metingen niet altijd bruikbaar zijn voor het vaststellen van perceelgrenzen.
Het College heeft overwogen dat de 2% marge, zoals vastgelegd in de Europese regelgeving, uitsluitend op het niveau van het referentieperceel mag worden toegepast. Het College concludeert dat verweerder de subsidiabele oppervlakte van perceel 79 niet correct heeft vastgesteld, omdat de afgekeurde oppervlakte niet voldoende gemotiveerd was. Het beroep van appellante is gegrond verklaard, het bestreden besluit is vernietigd en verweerder is opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellante.