ECLI:NL:CBB:2019:112
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toepasselijkheid van de Wet financieel toezicht op online kredietaanbiedingen door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde onderneming
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of de Wet financieel toezicht (Wft) van toepassing is op een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde onderneming die online flitskredieten aanbiedt op de Nederlandse markt. De Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) had de onderneming een last onder dwangsom opgelegd wegens het aanbieden van krediet zonder vergunning. De rechtbank Rotterdam had deze last vernietigd, waarna de AFM in hoger beroep ging.
Het College oordeelde dat het debiteurenbeheer van de onderneming niet als een op zichzelf staande activiteit moet worden beschouwd, maar als een integraal onderdeel van een dienstenpakket dat hoofdzakelijk bestaat uit een financiële dienst die langs elektronische weg wordt aangeboden. Dit betekent dat de onderneming niet onder de reikwijdte van de Wft valt, omdat de diensten worden verleend vanuit een vestiging in een andere lidstaat. Het College bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de AFM ten onrechte had geconcludeerd dat de onderneming de Wft had overtreden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de definitie van 'dienst van de informatiemaatschappij' in het kader van de Europese richtlijnen te interpreteren en hoe deze van invloed is op de toepassing van nationale wetgeving zoals de Wft. Het College concludeerde dat de last onder dwangsom niet terecht was opgelegd en dat de onderneming niet verplicht was om haar activiteiten te staken.