Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 maart 2019 in de zaak tussen
[naam] , te [plaats] , appellant
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
16 september 2016 heeft verweerder het bezwaar daartegen ongegrond verklaard. Bij besluit van 27 december 2017 heeft verweerder het besluit van 16 september 2016 gewijzigd en aan appellant 198,68 betalingsrechten toegewezen met een waarde per recht in 2015 van € 270,24. Aan de verhoging van het aantal betalingsrechten ligt ten grondslag een nieuwe beoordeling van perceel 42 (door appellant aangevraagd als perceel 39) op grond waarvan verweerder heeft geconcludeerd dat de subsidiabele oppervlakte van dit perceel niet 0 maar 66,89 ha is.
€ 21.142,69 aan basis- vergroeningsbetaling 2015 toegekend. Daarbij is verweerder uitgegaan van 131,52 betalingsrechten met een waarde per recht in 2015 van € 378,72. Bij besluit op bezwaar van 16 maart 2017 heeft verweerder dat bedrag vastgesteld op € 33.086,23, waarbij verweerder eveneens is uitgegaan van genoemd aantal betalingsrechten en genoemde waarde. Omdat appellant meer subsidiabele oppervlakte heeft opgegeven dan dat verweerder heeft vastgesteld, heeft verweerder aan appellante een korting opgelegd. Bij besluit van
8 januari 2018 heeft verweerder het besluit van 16 maart 2017 gewijzigd en aan appellant een bedrag van € 74.976,90 aan basis- vergroeningsbetaling toegekend. Daarbij heeft verweerder de door appellant opgegeven oppervlakte van 197,72 ha in aanmerking genomen en is verweerder uitgegaan van 198,68 betalingsrechten met een waarde per recht in 2015 van
€ 270,24.
24 april 2018, ECLI:NL:CBB:2018:129).