ECLI:NL:CBB:2018:649

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
7 december 2018
Zaaknummer
14/686
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van uitvoerrestitutie wegens ontbreken van vereiste transportgegevens en evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 december 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen European Livestock B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van uitvoerrestitutie die aan appellante was verleend voor de export van 98 levende runderen naar Rusland. De minister had in een eerder besluit van 27 februari 2014 de uitvoerrestitutie ingetrokken en een terugvordering van € 13.848,73 opgelegd, vermeerderd met een sanctie van 50% en rente. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde de bezwaren ongegrond.

Tijdens de zitting op 15 november 2018 is appellante niet verschenen, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen. De kern van het geschil draait om het ontbreken van GPS-gegevens en tachograafschijven, die volgens de minister noodzakelijk zijn om te voldoen aan de Transportverordening. Appellante betwist niet dat deze gegevens ontbraken, maar stelt dat de opgelegde sanctie onevenredig is in verhouding tot de overtreding. Ze verwijst naar eerdere uitspraken van het College waarin soortgelijke beroepsgronden zijn afgewezen.

Het College oordeelt dat de minister terecht de uitvoerrestitutie heeft ingetrokken en de terugvordering heeft gehandhaafd, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten van de Transportverordening. De beroepsgrond van appellante over de evenredigheid van de sanctie wordt verworpen, en het College komt niet toe aan een beoordeling van andere beroepsgronden. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/686
7200

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2018 in de zaak tussen

European Livestock B.V., te Eenrum, appellante

(gemachtigde: mr. drs. H.A. Pasveer),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. A.F. Ördögh).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder (voorheen de staatssecretaris van Economische Zaken) de aan appellante betaalde uitvoerrestitutie ingetrokken en het daarmee gemoeide restitutiebedrag van € 13.848,73 teruggevorderd, verhoogd met 10% ter hoogte van een bedrag van € 1.384,88. Daarnaast heeft verweerder aan appellante een sanctie opgelegd van 50% ten bedrage van € 6.924,37 over de teveel aangevraagde restitutie. Tot slot heeft verweerder een bedrag van € 1.653,77 aan rente ingevorderd.
Bij besluit van 25 september 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 15 november 2018 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, samen met de zaken 13/904, 14/600, 14/138, 13/903, 14/802, 14/803, 14/804, 14/811, 14/483, 14/484, 14/538 en 14/824. Appellante en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 13 oktober 2009 heeft appellante 98 levende runderen onder een restitutiecode ten uitvoer aangeven met als bestemming Rusland en hiervoor restitutie aangevraagd en ontvangen voor een totaalbedrag van € 13.848,73.
2. Met het primaire besluit heeft verweerder de aan appellante betaalde uitvoerrestitutie ingetrokken en het daarmee gemoeide restitutiebedrag van € 13.848,73 teruggevorderd, verhoogd met 10% (€ 1.384,88). Daarnaast heeft verweerder aan appellante een sanctie opgelegd van 50% (€ 6.924,37) over de teveel aangevraagde restitutie. Tot slot heeft verweerder een bedrag van € 1.653,77 aan rente ingevorderd. In totaal is dus een bedrag van € 23.811,75 van appellante gevorderd. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat appellante niet de vereiste GPS-gegevens en tachograafschijven van de transporten heeft overgelegd, zodat niet is voldaan aan artikel 6, negende lid, van, en bijlage II, punt 8, aanhef en onder b, bij Verordening (EG) Nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (Transportverordening). Door het ontbreken van deze gegevens is niet na te gaan of de maximale transport- en rusttijden in acht genomen zijn en of de runderen tijdens de 24-uursstop in Rusland zijn uitgeladen. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de chauffeur die de vrachtwagencombinatie […] heeft bestuurd (het transport behorende bij journaalnummer 0045090) niet aan de vakbekwaamheidsvereisten voldeed, zodat ten aanzien van dit transport niet is voldaan aan artikel 6, vijfde lid, van de Transportverordening.
3. Het beroep van appellante is gericht tegen beide afwijzingsgronden. Wat betreft het ontbreken van de GPS-gegevens en tachograafschijven betwist appellante niet dat sprake is van overtreding van de Transportverordening. Appellante betwist ook niet dat verweerder daarom in beginsel een sanctie kan opleggen, maar betoogt dat deze sanctie niet moet bestaan uit het volledig intrekken en terugvorderen van de restitutie. Appellante betoogt in de kern dat het in strijd is met het evenredigheidsbeginsel om voor elke overtreding van de Transportverordening dezelfde sanctie op te leggen. Een administratieve overtreding, zoals het ontbreken van GPS-gegevens en tachograafschijven, wordt met dezelfde sanctie bestraft als een overtreding die daadwerkelijk dierenleed heeft veroorzaakt. Appellante betoogt ook dat artikel 7 van Verordening (EU) Nr. 817/2010 van de Commissie van 16 september 2010 tot vaststelling, op grond van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de voor de toekenning van uitvoerrestituties te vervullen voorwaarden in verband met het welzijn van levende runderen tijdens het vervoer (Welzijnsverordening) onverbindend is wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Appellante verwijst in dit kader naar de conclusie van de advocaat-generaal van 13 september 2007 in de zaken C-37/06 en C-58/06, Viamex Agrar Handels GmbH en Zuchtvieh-Kontor GmbH (ZVK) – Hauptzollamt Hamburg-Jonas (ECLI:EU:C:2007:513, punt 46.
4. Het College constateert dat deze beroepsgrond overeenkomt met wat appellante heeft aangevoerd in de zaken 14/208 en 14/485. Bij de uitspraken van 18 november 2015 in zaak 14/208 (ECLI:NL:CBB:2015:378) en 28 december 2015 in zaak 14/485 ECLI:NL:CBB:2015:430) heeft het College reeds geoordeeld dat deze beroepsgrond niet slaagt. Het College volstaat hier met een verwijzing naar wat in die uitspraken is overwogen. Wat appellante in deze zaak heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder was zodoende reeds vanwege het ontbreken van de GPS-gegevens en tachograafschijven gehouden op grond van artikel 7 van de Welzijnsverordening de vooruitbetaalde uitvoerrestitutie in te trekken en (verhoogd) terug te vorderen.
5. Gelet op het voorgaande komt het College niet toe aan een beoordeling van de beroepsgronden over de vakbekwaamheidsvereisten van de chauffeur.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. S.C. Stuldreher en mr. B. Bastein, in aanwezigheid van mr. D. de Vries griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 december 2018.
w.g. A. Venekamp w.g. D. de Vries