In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 december 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen European Livestock B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van uitvoerrestitutie die aan appellante was verleend voor de export van 98 levende runderen naar Rusland. De minister had in een eerder besluit van 27 februari 2014 de uitvoerrestitutie ingetrokken en een terugvordering van € 13.848,73 opgelegd, vermeerderd met een sanctie van 50% en rente. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de minister verklaarde de bezwaren ongegrond.
Tijdens de zitting op 15 november 2018 is appellante niet verschenen, terwijl de minister zich wel liet vertegenwoordigen. De kern van het geschil draait om het ontbreken van GPS-gegevens en tachograafschijven, die volgens de minister noodzakelijk zijn om te voldoen aan de Transportverordening. Appellante betwist niet dat deze gegevens ontbraken, maar stelt dat de opgelegde sanctie onevenredig is in verhouding tot de overtreding. Ze verwijst naar eerdere uitspraken van het College waarin soortgelijke beroepsgronden zijn afgewezen.
Het College oordeelt dat de minister terecht de uitvoerrestitutie heeft ingetrokken en de terugvordering heeft gehandhaafd, omdat appellante niet voldeed aan de vereisten van de Transportverordening. De beroepsgrond van appellante over de evenredigheid van de sanctie wordt verworpen, en het College komt niet toe aan een beoordeling van andere beroepsgronden. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is verklaard, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.