In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 4 december 2018, zaaknummer 14/483, staat de intrekking en terugvordering van uitvoerrestitutie centraal. De appellante, Vion Livestock B.V., had een verzoek ingediend voor uitvoerrestitutie, maar het College oordeelt dat de uitvoerrestitutie niet kan worden verleend omdat het journaal van het transport niet volledig was bijgehouden. Dit is in strijd met de vereisten van de Transportverordening en de Welzijnsverordening. De zaak is eerder behandeld in een verwijzingsuitspraak van 4 juli 2016, waarbij het Hof van Justitie van de Europese Unie was gevraagd om prejudiciële vragen te beantwoorden over de verplichtingen met betrekking tot het bijhouden van het journaal.
Het Hof van Justitie heeft op 19 oktober 2017 geoordeeld dat de aanvrager van de uitvoerrestitutie verplicht is om een kopie van het journaal bij te houden tot de eerste lossingsplaats in het derde land van de eindbestemming. In deze zaak heeft de appellante nagelaten om het journaal volledig bij te houden, wat betekent dat de uitvoerrestitutie op grond van de Welzijnsverordening kan worden teruggevorderd. De appellante was niet verschenen op de zitting, terwijl de verweerder zich wel had laten vertegenwoordigen. Het College concludeert dat de appellante niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichtingen en dat de intrekking van de uitvoerrestitutie gerechtvaardigd is.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van de appellante ongegrond is verklaard en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier.